Het leek haast onmogelijk dat de Tweede Kamer een voorzitter zou krijgen van Marokkaanse komaf. Geert Wilders en zijn parlementariërs moesten van het idee alleen al schuimbekken. Toch is het Khadija Arib (PvdA) uiteindelijk gelukt om de hamer ter hand te nemen, nadat Anouchka van Miltenburg (VVD) moest aftreden vanwege haar rol in de Teevendeal-affaire en omdat zij debatten in de Kamer onzorgvuldig en emotioneel zou leiden. Vrij Nederland publiceert deze maand een interview met Arib, waarin ze voorzichtig een boekje opendoet over haar relatie met Geert Wilders en over zichzelf.
De aanstelling van Arib schijnt een verademing voor de Kamer te zijn. De nieuwe Kamervoorzitter kreeg veel kritiek maar kan ook inmiddels ook op veel lof rekenen. In het interview met VN vertelt zij dat zij zich niet zomaar op de kop laat zitten:
“Als ik ergens niet van overtuigd ben, ga ik er tegenin”, zegt ze onder meer over haar tijd als parlementariër voor de PvdA. In die periode kreeg ze het meer dan eens aan de stok met de leiding van de partij. Eerst met Wouter Bos en later met Diederik Samsom. Arib refereert naar een uitspraak van Belle van Zuylen – “Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid” – en illustreert dat aan de hand van haar eigen leven: ze ging op haar 17 e al op zichzelf wonen, wat binnen de Marokkaanse cultuur eigenlijk gold als onbehoorlijk. In de jaren 80 werd ze actief voor het Komité Marokkaanse Arbeiders in Nederland en verzette ze zich tegen de komst van orthodoxe moskeeën en islamitische scholen. Ze was haar tijd ver vooruit, blijkt ook wel uit het feit dat de bestuurlijke elite destijds het tegenovergestelde deed. Arib:
"In Nederland moest de imam van goedbedoelende ambtenaren gaan bemiddelen bij conflicten en opvoedcursussen geven, terwijl hij vaak geen Nederlands sprak. Daardoor hebben moskeeën een veel grotere rol gekregen dan ze zouden moeten hebben: van een plek die bedoeld is om je geloof te belijden naar een plek waar maatschappelijke en politieke vraagstukken moesten worden besproken Die ontwikkeling is versterkt door organisaties uit Turkije, Marokko en de Golfstaten, die moskeeverenigingen gingen financieren."
Wilders PVV-leider Geert Wilders beschuldigde Arib in 2007 van dubbele loyaliteit, omdat de Kamervoorzitter in het verleden in een mensenrechtencommissie zat die de Marokkaanse koning adviseerde. Die beschuldiging was tegen het zere been van Arib, omdat ze hem goed kent uit de tijd dat hij nog bij de VVD zat.
“We hebben samen opgetrokken en veel met elkaar gelachen. Ik wist altijd precies wat ik aan hem had. Maar opeens stelde hij zich op alsof hij mij nooit had gekend. Ik ben daar erg van geschrokken”, aldus Arib. Nadien hebben de twee elkaar 1,5 jaar niet gesproken, maar inmiddels is alles weer goed tussen hen. Arib: “Ik kan zulke conflicten heel goed achter me laten.”
In het interview vertelt Arib ook over de poging van Wilders om de relatie enigszins te lijmen. Hij benaderde haar toen zij in de Kamer een telefoongesprek met haar dochter aan het voeren was. Hij legde zijn hand op de hare om haar ‘even te groeten’. De PVV-leider zei ook de groetjes aan haar dochter te willen doen. Die stelde herhaaldelijk de vraag ‘waarom haat je ons’, waarop hij steeds antwoordde: ‘dat is niet zo’. Arib: ‘Voor zichzelf kan Wilders het persoonlijke heel goed scheiden van het politieke. Maar het was een vreemd gesprek’.
Ondanks zijn eerdere verzoeningspoging heeft Wilders de Kamervoorzitter weer beledigd toen zij benoemd werd. Hij begon over haar zogenaamde dubbele loyaliteit, noemde de dag dat zij gekozen werd een ‘zwarte dag’ én weigerde haar een hand te geven. Arib neemt de denigrerende houding van de PVV-leider maar niet ter harte:
"Dat had ik al zien aankomen. Maar sindsdien heb ik geen kritiek meer van hem gekregen. Wilders is heel professioneel. Zoals gezegd: hij heeft respect voor de Kamer, en als ik het goed doe als voorzitter heeft hij daar ook respect voor. Als ik het niet goed zou doen, zou hij me niet sparen. Zo zit hij ook in elkaar."