Job naar de brugklas
• 04-09-2016
• leestijd 2 minuten
© cc foto: slgckgc
Ik benijd de vrijheid van de ouders. Een deur achter je dicht kunnen trekken zonder te overleggen over wie oppast
Job – twaalf – is door een chromosoomafwijking verstandelijk en lichamelijk gehandicapt.
Dat dit soort momenten me overvalt, kan ik niet zeggen. In mijn hoofd zit een imaginaire levensagenda waarin de ‘mijlpalen’ al zijn gemarkeerd. Dit is er zo eentje: Job is twaalf, de zomervakantie zit erop en de middelbare school begint.
Op weg naar mijn werk zie ik jongetjes van zijn leeftijd voorbij trappen: beginnende baard in de keel, zware rugzak, hoge fiets. Job zit er niet bij. Natuurlijk zit Job er niet bij. Dat wist ik en ik weet het al heel lang. Maar weten helpt niet: het raakt me zo.
Ik was 28 toen ik zwanger werd. Lekker jong, vond ik zelf. Als het kind naar de brugklas ging, was ik pas veertig. Nog een heel leven voor me. Het nageslacht zou zich al kunnen redden. Aankleden, naar school fietsen, sporten, vrienden maken.
Ik wil er niet aan denken als ik die stoere jongens zie fietsen. Word kwaad op mezelf. Zeikwijf! Hou eens op met dat eeuwige gewatjoballemaalnietkan. Maar hoe hard ik ook stampvoet deze week, ik krijg het verdriet er niet onder. Het veert mee, maakt lange draden bij elke beweging. Als kauwgom onder je schoen.
Het is niet dat ik jaloers ben op wat er allemaal in die slimme koppies zit. Die tijd is geweest. Nu benijd ik de vrijheid van de ouders. Een deur achter je dicht kunnen trekken zonder te overleggen over wie oppast.
Je kind meer dan vijf minuten alleen achterlaten in de woonkamer. Dat telefoontje krijgen ‘mam ik blijf bij Sam eten’ en de avond voor jezelf hebben. Er zullen vast allemaal zorgen voor in de plaats komen. Maar dan nog. Een zelfstandig kind lijkt me zó fijn.
De beste remedie tegen kauwgom onder je schoen is gewoon blijven doorlopen. Uiteindelijk slijt het.
Dit artikel verscheen eerder in het AD.