Twee voorbeelden en evenzoveel herinneringen aan ouders waarvan het heel duidelijk is dat ze dat beter niet hadden kunnen zijn
Ooit, heel lang geleden, liep ik als student maatschappelijk werk stage bij een Goodwill Centrum van het Leger des Heils. Het was hartje winter en erg koud, zo koud zelfs dat er in de nacht matrassen op de grond van het centrum werden gelegd waarop dak- en thuislozen konden slapen als er geen plaats meer was in de daartoe bestemde opvang.
Op een ochtend werd er aangebeld. Ik deed de deur open en keek in de ogen van een vrouw die er ziek en slecht verzorgd uitzag. Ik vroeg of ik iets voor haar kon doen. Ze mompelde iets wat leek op ‘ja, hier pak aan jullie moeten er maar voor zorgen’. Ik probeerde te bedenken wat ze precies bedoelde en terwijl ik dat deed zag ik ineens twee piepkleine voetjes tussen een opening van haar jas. Toen ik beter keek, begon het mij te dagen; onder haar jas had ze een baby. Ik haalde de vrouw snel naar binnen en sloot de deur. Dat bleek voor haar het sein om haar jas open te doen, snel de draagzak met baby en al los te halen en het pakketje in mijn handen te duwen.
Jezus, schoot het door me heen, wat klein, en direct zag ik dat er iets helemaal niet in orde was. Het kindje kreunde en leek krampjes te hebben. Wat, hoe …, ik stamelde van alles, totaal van slag en zonder enig idee van wat er aan de hand was. De vrouw keek mij zwijgend aan en voor ik het goed en wel besefte, opende ze de deur en ging er vandoor, mij totaal verbijsterd achterlatend.
Instinctief legde ik de baby tegen me aan en riep de majoor. Die kwam gelukkig aangesneld en na mijn beschrijving van de vrouw legde ze mij uit dat dit een bekende was, een heroïneverslaafde die ervan genoot zwanger te zijn. Het kindje was haar 5de of 6de, dat wist de majoor niet precies. Na enig rondbellen werd duidelijk dat de baby een dag eerder via een keizersnede ter wereld was gekomen. De moeder had het kindje deze ochtend van de kinderafdeling gepakt en meegenomen. Terwijl de majoor de boel ging regelen, kreeg ik de opdracht om het kleintje vooral warm te houden. Het gekreun en de spasmen van de baby bleken het gevolg van het heroïnegebruik van de moeder. Het kleintje had afkickverschijnselen en dat is bij volwassen mensen al niet fraai, maar bij een baby is het niet om aan te zien. Daar zat ik dan – 18 jaar jong – onhandig te proberen op allerlei manieren het kleintje te troosten. Op advies van de dokter die de kleine nakeek en het een lichte pijnstilling gaf, heb ik de baby op mijn blote huid tegen mijn hart gelegd en daaroverheen mijn vest dichtgedaan.
Toen het kleintje een paar uur later werd opgehaald om naar een speciaal daarvoor geselecteerd pleeggezin te gaan, rook mijn trui naar baby, en was ik ineens een stuk volwassener dan daarvoor. Het beeld van het kindje dat een dergelijke kloterige start had, heeft nog tijden op mijn netvlies gestaan en het duurde dan ook lang voor de gebeurtenis naar de achtergrond verdween.
Meer dan 20 jaar later is het mijn taak om een moeder te begeleiden die voor de rechter moet verschijnen omdat ze ervan wordt verdacht dat ze samen met haar partner hun kind heeft doodgeslagen. De partner blijkt een zielig hoopje mens dat in een hoekje zit te huilen en onverstaanbare dingen mompelt. Het lijf van een volwassen man waarvan iedereen ziet dat hij het niveau heeft van een kind.
De moeder is anders, ze lijkt bijna vrolijk. Direct nadat ik haar heb begroet, duwt ze mij met trots een foto onder mijn neus. ‘Kijk, dat is hij. Mooi mannetje toch?’ zegt ze, terwijl ze me vragend aankijkt. Ik kijk naar de foto en denk niet dat het mij is gelukt om mijn afschuw te verbergen. Het mooie mannetje blijkt een peuter die aan de beademingsapparatuur ligt en waar je slechts met moeite een gezicht van kunt herkennen, zo bont en blauw is het. Ik stamel slechts, want heb geen idee wat ik moet zeggen. Het lijkt ook niet de bedoeling dat ik erop reageer, want de moeder van het jongetje dat na drie dagen intensive care is overleden, praat honderduit. Over haar oudste die is afgepakt en over J., het kind waar het nu dan zo vreselijk mee is misgegaan. Ze praat echter vooral over dat ze straks weer lekker naar huis gaat en dat ze snel weer zwanger hoopt te zijn. Ze vindt het nogal stom en gemeen dat ze nu helemaal geen enkel kind meer thuis heeft. Ik doe mijn werk, houd mijn emoties in bedwang, blijf vriendelijk en onderdruk uit alle macht te neiging om de foto onder haar neus te drukken en te schreeuwen: Kijk dan wat jullie hebben gedaan! Jij moet echt nooit meer een kind krijgen, stomme trut!
Twee voorbeelden en evenzoveel herinneringen aan ouders waarvan het heel duidelijk is dat ze dat beter niet hadden kunnen zijn. Ik heb het veel vaker gezien. Er zijn teveel kinderen die opgroeien in omstandigheden die je hen absoluut niet gunt. Teveel ouders die niet in staat zijn tot het opvoeden en verzorgen van kinderen.
Toen ik na mijn stage bij het Leger des Heils terugkwam op de opleiding en vertelde over mijn ervaring met de verslaafde baby, was ik niet alleen verdrietig maar ook woest. Waarom had die verdomde arts die de keizersnede uitvoerde de vrouw niet gelijk gesteriliseerd, zodat ze niet nog een kind kon krijgen. En zo tierde ik nog een tijdje door. Mijn stagebegeleider hoorde mijn geraas aan en zei toen: ‘Ik hoor dat Hitler in jou een medestander heeft gevonden voor zijn ideeën.’ Het was alsof ik een klap in mijn gezicht kreeg. Ik haastte me om onmiddellijk uit te leggen waarom dat wat ik zei van een totaal andere orde was en dat haar vergelijking nergens op sloeg.
Mijn docent keek mij aan en zei: ’Sandra, in dit land moet je voor vakken vullen havo hebben, maar mag iedereen nou eenmaal een kind op de wereld schoppen.
Is dat erg? Ja, soms wel, want je komt situaties tegen waarin je zou willen dat dit anders was. Het alternatief, dat anderen gaan bepalen wie er wel en wie er niet kinderen mag krijgen, is nog veel en veel erger en enger. Wie gaat de regels bepalen, en hoe zorg je ervoor dat die regels dan gehandhaafd blijven en niet steeds veranderen? Ga je dan selecteren op IQ, opleiding, haarkleur, afkomst, huidskleur? We hadden een goed en lang gesprek, een gesprek dat mij deels vormde.
Ik moest afgelopen week ineens weer aan dat gesprek denken toen er een voorstel werd gedaan tot verplichte anticonceptie voor ouders die niet in staat zijn een kind op te voeden. De emotie achter een dergelijke oproep, die begrijp ik. Ook ik heb best vaak dergelijke emoties gevoeld, maar toch; dit moeten wij niet willen, nooit. Want je zet een deur open die je nooit meer kunt sluiten. Achter die deur ligt een doodenge wereld. Wie gaat dan bepalen wie geen kinderen mag krijgen en hoe controleer je de mensen die deze beslissingen nemen?
Dat er kinderen geboren worden in omstandigheden die je geen kind gunt, dat is verschrikkelijk. Een goedwerkende jeugdzorg dient ervoor te zorgen dat als het thuis niet goed gaat, deze kinderen zo snel en zo goed mogelijk in bescherming worden genomen. Investeer in de jeugdzorg in plaats van erop te bezuinigen. Het alternatief, voorkomen dat deze kinderen geboren worden, is een slecht en vooral gevaarlijk plan.