Dit is geen terugkeer naar de jaren tachtig en negentig: Abraham Kuyper schetste hoe we het moeten aanpakken
In deze weken treedt professor Guus Harinck in de voetsporen van dr. Abraham Kuyper die aan het eind van de negentiende eeuw de Verenigde Staten bereisde om daar een reeks lezingen te houden en een eredoctoraat in ontvangst te nemen, want zijn roem was hem vooruitgesneld over de Atlantische Oceaan.
Eigen kring Tegenwoordig herinneren wij ons Abraham Kuyper vooral als de theoreticus van het verzuilde Nederland. In tal van publicaties – nu eens in drie boekdelen zoals De Gemeene Gratie dan weer in brochurevorm zoals Soevereiniteit in eigen kring, zijn magistrale openingsrede van de Vrije Universiteit, zette hij zijn visie op hemel en aarde uiteen. Wilde hij dan dat de Nederlanders zich op grond van hun levensbeschouwing in eigen wereldjes organiseerden? Dat is er uiteindelijk wel van gekomen maar Abraham de Geweldige had het anders bedoeld.
Hij wilde helemaal niet dat mensen zich in hun eigen kring terugtrokken. Hij stelde zich juist voor dat ze in de kringen rond hun eigen gezin actief en zichtbaar waren. In elke kring golden andere verhoudingen. Met soevereiniteit in eigen kring bedoelde hij dat vader het voor het zeggen had in het gezin en alle vaders bij elkaar in de religieuze organisaties waarin zij zich thuis voelden: voor kerk, school, ziekenhuizen enzovoorts. Alleen in buitenste kringen – die van de maatschappij in het algemeen en van de staat – hoorde de overheid actief op te treden. In de binnenkringen diende de staat om zo te zeggen de soevereiniteit van de mensen zelf te garanderen.
Dat leek een beetje op het leven in uiteenlopende culturen en op eenheid in verscheidenheid. De moderne calvinist, meende Kuyper, wist zich in alle kringen op effectieve wijze te bewegen en hij vond zichzelf daarvan waarschijnlijk het beste voorbeeld want elke bescheidenheid was hem vreemd. Je moet je juist niet opsluiten in de kring van je gezin, je kerk en je school alleen, maar daarentegen zelfbewust naar buiten treden.
Andere taal Dit model is prima toepasbaar op de multiculturele samenleving. Het gaat dan niet alleen meer om godsdienstige maar ook om etnische achtergronden. Je moet dan adequaat kunnen functioneren in de verschillende kringen waarin je als burger van Nederland verkeert. Elke kring kent zijn eigen habitus of manier van doen. Je mag Turk zijn met de Turken en Marokkaan met de Marokkanen. Het is vanzelfsprekend dat je in de daarvoor geschikte levenskringen een andere taal spreekt dan het standaard Nederlands. Dat is ook de plek voor je feesten en je religieuze uitingen.
Tegelijkertijd is het even vanzelfsprekend dat je in de samenleving – op het werk, op straat, in de politiek, in het park en de uitgaanswereld, overal waar de eenheid door verscheidenheid zichtbaar wordt – dat je dáár dat andere stuk van jezelf zichtbaar maakt: de tolerante burger, die ieder in zijn waarde laat, de ander respecteert en ruimte biedt om zichzelf te zijn. Daar ook werk je op plezierige wijze met andersdenkenden samen. Daar spreek je Nederlands, de taal waar we op overschakelen als we mensen tegenkomen van buiten onze onmiddellijke familiekring.
Kaaskop Zo wordt niemand in de mal van een of ander theoretisch Nederlanderschap gewrongen of gedwongen om de erfenis van de eigen voorouders te verloochenen omdat je anders geen oprechte kaaskop kunt zijn. Aan de andere kant wordt dan wel van je verwacht dat je Nederlander met de Nederlanders bent buiten de kring van jou en de jouwen. Veel burgers zullen dan leven in twee of misschien zelfs meer culturen maar dat is helemaal niet erg. Integendeel, dat is een verrijking.
Een en ander heeft natuurlijk grote gevolgen voor het onderwijs. Zo zullen we moeten accepteren dat Nederlands zeker in de grote steden met hun zo veranderde bevolkingssamenstelling niet meer de taal is van de liefde en het hart maar alleen van het verstand. In dat geval dient men Nederlands te onderwijzen als vreemde taal maar je moet die wel vloeiend leren spreken.
Als je wilt weten hoe je dat voor elkaar krijgt, biedt het Luxemburgse onderwijs goede voorbeelden. Elke Luxemburger spreekt en schrijft vloeiend Duits en Frans. Bovendien gebruikt hij Luxemburgs als beschaafde mondelinge omgangstaal. Dat hebben ze allemaal geleerd en zonder die drietaligheid bereik je weinig in het groothertogdom. Zo kom je in Nederland niet ver als je geen goede beheersing hebt van het Nederlands want dat is de taal van de macht, van de kringen waar het geld verdiend wordt en de belangrijke beslissingen vallen, de taal die ons verenigt in onze zo gewaardeerde verscheidenheid. Het is het bindmiddel dat wij gebruiken om de toren van Babel wél te voltooien. Het schept een mentaliteit die het andere erkent en daardoor een slechte voedingsbodem biedt voor raciale tegenstellingen of discriminatie.
Dit is geen terugkeer naar de veelgesmade jaren tachtig en negentig, althans naar de zwarte legende die daarover tegenwoordig zo vaak de ronde doet. Het betekent niet dat je minderheden geïsoleerd in hun eigen kringetjes laat zitten. Integendeel, zij worden met zacht en als het moet met meer dwingende hand ook ándere kringen binnengeleid zodat zij volwaardig burger kunnen zijn van dit land.
Hun basis blijft onaangetast, hun blikveld wordt verruimd. Eenheid door verscheidenheid. Dat is het uitgangspunt van het onderwijs, het sociale werk, de instellingen van de verzorgingsstaat.
Denk daaraan als u weer eens de hond uitlaat in de dr. Kuyperstraat of de Abraham Kuyperlaan, dan wel even neerzijgt op het bankje bij de bushalte van het Kuyperplein. Of zo.