Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Is rechtvaardigheid in Nederland voor iedereen beschikbaar?

  •  
05-06-2023
  •  
leestijd 7 minuten
  •  
1656 keer bekeken
  •  
rechtvaardigheid

© cc-foto: AJEL

Afgelopen week organiseerde de Academie voor Wetgeving & Overheidsjuristen de Week van de Rechtsstaat. Onder het thema ‘De toekomst van onze rechtsstaat’ werden die week allerlei lezingen voor rijksambtenaren, rechters, wetenschappers en studenten gehouden over actuele onderwerpen die de rechtsstaat betreffen. Het zou echter de Week vóór de Rechtsstaat moeten heten.

Ik was uitgenodigd om mijn persoonlijke verhaal te houden met betrekking tot de rechtsstaat en vermogensgelijkheid. Ik moet direct bekennen dat ik niet direct een betekenis kon geven aan de “rechtsstaat”. Want wat betekent dit nou precies? Ik vond op www.rechtsspraak.nl het volgende: “De Nederlandse staat is een rechtsstaat, omdat iedereen zich aan het Nederlandse recht moet houden: burgers, organisaties en overheid. Voor iedereen geldt hetzelfde recht.”

De Engelsen noemen dit de Rule of law: niet willekeur van een vorst of van de machtigste partij in een democratie regeert, maar het recht, zoals opgenomen in wetten, regels en rechtsopvatting van de rechtspraak. Daaraan moet ook de overheid zichzelf niet willen onttrekken. De uitvoering van deze definitie is daarmee toch mager. Want neem de toeslagenaffaire: de overheid heeft zich daar niet alleen niet gehouden aan beginselen van behoorlijk bestuur. Maar wat vooral ontbroken heeft, is de menselijkheid. En daarmee bedoel ik de mensen en hun omstandigheden willen zien achter de toepassing van regels en die toepassing daarop aanpassen. Zonder een rechtscultuur en draagvlak verkruimelt handhaving tot pure toepassing van macht. Althans, zo zal de burger het beleven.

Voor mij staat rechtsstaat gelijk aan rechtvaardigheid. Maar is dit voor iedereen beschikbaar in Nederland? Ik geloof van niet. De mate waarmee je recht kan halen wordt bepaald door de mate hoe je mee kan praten en dat wordt bepaald door welke taal je spreekt, je opleidingsachtergrond, je baan, waar je wieg stond, je sociale netwerk en dergelijke.

Binnenkort, op dinsdag 13 juni, mag ik mijn promotieonderzoek aan de Universiteit Utrecht verdedigen. Ik heb de afgelopen vier jaar veel gedaan, gezien en geleerd. Mooie ontmoetingen en gesprekken gehad. En één van de lessen is dat theorie niet gelijk staat aan praktijk. En zie hier: ook in de rechtsstaat geldt dit. Regels, wetten, beginselen van behoorlijk bestuur zijn op papier mooi, maar de praktijk – de toepassing ervan, wijst uit welke mentaliteit achter de machtsuitoefening schuilgaat. Is het een cultuur van menselijkheid of van regeltoepassing los van contexten waarin mensen leven?

Aanvankelijk voelde de rechtsstaat voor mij als iets dat ver weg staat, heel abstract, maar nu ik er zo over nadenk, komt hij toch dichterbij: menselijkheid als drijfveer achter regels en vooral regeltoepassing.

Zelf groeide ik op in een gezin dat het financieel en sociaal moeilijk had. Ik had zorgtaken en er was weinig aandacht voor persoonlijke ontwikkeling of hoe het bijvoorbeeld op school ging. Dat hier weinig aandacht voor was, is achteraf kijkend, niet heel gek. Armoede is namelijk meer dan alleen een gebrek aan geld. Armoede betekent ook een gebrek aan kennis, en rust en ruimte om te kunnen nadenken, ook over de lange termijn. Armoede resulteert al snel in een opeenstapeling van gemiste kansen. En bij bekenden die leven in armoede zie ik vaak hetzelfde: afstand tot publiekelijke instanties, de overheid, laat staan tot zoiets abstracts als de rechtsstaat.

Buiten thuis, kreeg ik ook op school het één en ander te verduren. Mijn moeder komt uit Friesland en mijn vader is Moluks. Ik herinner me nog goed dat er tijdens de economieles op school over mijn vader werd gepraat. Dat hij ‘bruin’ is en tatoeages heeft. Ik werd er verdrietig van en ben de les uitgelopen. Mijn middelbare school stond in het dorp Vught, waar een grote tegenstelling is tussen arm en rijk. De snelweg door het dorp was de symbolische grens voor deze tegenstelling. Ik merkte dat, hoe rijker sommige kinderen het hadden, hoe blinder ze waren voor hun privileges. Dat is eigenlijk ook niet erg gek op die leeftijd als je nooit iets “anders” had gezien, maar helaas zag ik het ook vaak bij hun ouders. Ik vond het heel vervelend als er werd gesproken over 'simpele’ mensen: mensen die bijvoorbeeld betaald schoonmaakten, om zo het hoofd boven water te houden. Het soort werk dat mijn familie deed. Ook op mijn middelbare school.

Ook het feit dat ik niet foutloos Nederlands sprak, speelde mij parten. Ik ben tweetalig opgevoed, Nederlands en Maleis, en werd regelmatig op een stekelige manier gecorrigeerd. Dat maakte me onzeker. Ik heb zelf geïnvesteerd om mijn Nederlands op een niveau te krijgen dat ik mee kon op de universiteit.

De overheid kan tegen dit kleine onrecht, de stekeligheden van het dagelijkse leven weinig ondernemen. Dat moet ze waarschijnlijk ook niet, want dan zouden we binnen de kortste keren een politiestaat zijn, die het hele leven probeert te controleren en te omvatten. Recht zou in zijn tegendeel omslaan. Goede bedoelingen in een dictatuur van de vierkante millimeter. Maar dat de overheid wel kan bijdragen aan een cultuur waarin iedereen telt, waarin respect heerst en waarin mensen de mogelijkheid krijgen om zich te ontplooien; ja, dat hoort wel tot een cultuur die het recht levendig houdt.

Kijk bijvoorbeeld naar ons oerwoud vol regelingen en toeslagen. Ik merk als – zeer theoretisch geschoolde –, wanneer ik mijn laaggeletterde moeder help, hoe ontoegankelijk en ondoordringbaar onze systeemwereld is. Hierom ben ik blij dat er mensen zoals bewindvoerders en Humanitas bestaan. Regels en toeslagen zijn bedoeld om te helpen, om te zorgen dat mensen bestaanszekerheid hebben, en houden, en rond kunnen komen van hun geld. Helaas weten te weinig mensen de weg in dit oerwoud vol regelingen en toeslagen. Ze zijn niet digitaal vaardig genoeg, ze beheersen de Nederlandse taal onvoldoende, ze ervaren zoveel stress door hun armoede dat ze hun situatie niet meer kunnen overzien. De drempel om hulp te vragen is hoog en de schaamte is groot.

Mijn les: stem regels en dienstverlening af op de ervaringen van mensen die dagelijks in de praktijk staan. Verbindingen creëren tussen leef- en systeemwereld draagt bij aan het verminderen van de vervreemding die mensen ervaren jegens overheid en rechtregels. Ontwikkel geen regels over de hoofden van mensen heen, maar maak gebruik van hun inzichten en van hun ervaringsdeskundigheid en organiseer wisselwerking. Naast regels is een rechtscultuur nodig van engagement en betrokkenheid bij de doelgroepen voor wie je regels ontwerpt. Responsiviteit heet dat. Die responsiviteit is vooral afhankelijk van de mate waarin regelgevende instanties, ambtenaren, politici, maar ook publieke dienstverleners daadwerkelijk begaan zijn met de mensen voor wie zij werken.

En dit thema moest al op de agenda staan voordat ik geboren was. Vroeger kwam ik vaak bij mijn opa thuis, hij zat in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Ik herinner me de uniformen die bij mijn opa aan de muur hingen. Ik vond dit heel indrukwekkend om als klein meisje te zien. De pijn die Molukkers nog steeds voelen over de manier waarop ze behandeld zijn, is voor mij vaak pijnlijk merkbaar geweest. De meest loyalen aan de Nederlandse staat konden op geen steun rekenen. Zij werden gemarginaliseerden. Ondergeschoven kindjes, nota bene veteranen die voor ons land gevochten hebben. Hij werd meegenomen op de boot, met de belofte later te kunnen terugkeren. Maar nee, hij kwam in een voormalig concentratiekamp terecht. Ontzettend cru. Hoe haalt de overheid het in haar hoofd?

Dit onrecht kreeg nauwelijks een stem. Stil leed, verloren ambities en een leven voor een ideaal dat sneuvelde. Een overheid die zich het leed niet aantrok. En tóch zijn ze goed geïntegreerd. Daar heb ik veel respect voor. Ze vonden hun weg uiteindelijk in de Nederlandse samenleving gebruik makend van scholing en werk: dit zijn institutionele arrangementen waarbij de overheid zeker een rol speelde. Maar de erkenning en menselijkheid waren toch ver te zoeken. Dat schuurde met het rechtvaardigheidsgevoel. Opnieuw geldt: recht is meer dan regels en instituties. Het staat en valt met de rechtscultuur, en werkelijke betrokkenheid bij burgers.

Een ander voorbeeld is de “aansluiting” tussen het leenstelsel en de woningmarkt: studenten de mogelijkheid geven tot immens hoge schulden om vervolgens niet een woning te kunnen kopen. Dat is een kapitaalvernietiging van jewelste. Het toont aan hoe weinig beleidsmakers, politici, ministers soms zich weten te verplaatsen in degenen voor wie ze de regels maken. Inlevingsvermogen en responsiviteit: woorden van onschatbare waarde, maar als ze echt zouden leven voor beleidsmakers, was er leed voorkomen en was het beleid veel beter geweest. Het is tijd vaker ministeries met elkaar praten om een systeem aanpak te faciliteren.

De rechtsstaat dient gebruik te maken van de kennis en de actieve bijdrage van burgers. Actief niet alleen met politieke lobby’s, demonstraties, maar vooral ook in de samenleving zelf: onderlinge solidariteit, mensen in een zwakke positie bij staan, of concrete oplossingen bedenken voor maatschappelijke problemen zoals armoede of woningnood. Daar zou de overheid ook voorwaarden voor kunnen scheppen: privaat initiatief aanmoedigen om bijvoorbeeld ongeletterdheid tegen te gaan of om net begonnen studenten te ondersteunen bij de overgang van de middelbare school naar het hoger onderwijs. Een rechtscultuur, waarmee de rechtsstaat uiteindelijk staat of valt.

Rechtvaardigheid zou centraal moeten staan in een rechtsstaat, en daarmee menselijkheid, inlevingsvermogen en responsiviteit. Deze waarden slaan een brug tussen rechtsstaat en degenen die hem werkelijk nodig hebben, mits we er natuurlijk ook institutioneel handen en voeten aan geven. Dit probeer ik bijvoorbeeld te doen door het Eerste Generatie Fonds. Een financieel steuntje in de rug voor studenten die als eerste uit het gezin naar de Universiteit Utrecht gaan. Actief burgerschap vereist ook vertrouwen. Vertrouwen deed ik in het begin vooral op als anderen vertrouwen gaven. Dus mijn les is dat hoe meer mensen hun recht kunnen halen, en positie in kunnen nemen, hoe beter het voor die mensen is om vertrouwen aan anderen kunnen geven. Geef mensen een kijkje in de keuken en zet ze aan tafel. Er wordt namelijk te vaak óver mensen gesproken, dan mét mensen.

Het is tijd om niet terughoudend en bang te zijn om iets over onrecht en gebrek aan medemenselijkheid in het beleid van de rechtsstaat te zeggen, maar ook om niet te twijfelen om initiatieven te ondernemen om problemen aan te pakken die niet alleen jezelf aangaat, of waar je alleen betaald voor wordt.

cc-foto: AJEL

Meer over:

opinie, rechtsstaat
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.