"Ik kon me bevrijden van haat. Dat zie ik als mijn belangrijkste verworvenheid."
Ingrid Betancourt werd in 2002 ontvoerd door de Colombiaanse guerilliabeweging FARC toen ze campagne voerde als presidentskandidate. Pas zesenhalf jaar later in januari 2008 werd ze bevrijd door het Colombiaanse leger. In Pauw & Witteman vertelt ze over haar onlangs verschenen boek Zelfs aan de stilte komt een eind.
Betancourt werd door de FARC guerillia’s behandelt als een monster. Gebonden aan een ketting die vast zat om haar hals, bracht ze haar dagen door in de jungle van Columbia. Via krantenpapier waarin groenten zat verpakt, werd ze op de hoogte gebracht van het overlijden van haar vader. “Ik zag een foto van een begrafenis en las de naam van mijn vader.” Het gebeurde precies een maand na haar gevangenschap, een moment dat haar nog steeds bijzonder aangrijpt als ze er over vertelt.
De dagen waren lang, maar Betancourt wist zich sterk te houden door de liefde voor haar kinderen en haar moeder die iedere dag een radiobericht voor haar insprak. “Ik wist dat ik meer gewonnen had dan verloren. Ze waren er niet in geslaagd me te veranderen in een monster dat op wraak zon.”
Ingrid Betancourt woont nu gedeeltelijk in Parijs en New York bij haar kinderen. De terugkeer naar Colombia, het land van corruptie en haar gevangenschap, is nog te zwaar. “In dat land ben ik verwond, ik moet eerst helen.”
Maar nu ze haar boek heeft geschreven, breekt er een nieuwe tijd aan. “Ik moet een plek voor mezelf vinden.” Of ze ooit de politiek weer in gaat weet ze niet. “Ik wil dat Colombia heelt en weer menselijk wordt. We hebben jaren met veel geweld te maken gehad. We moeten nu zorgen dat Colombia weer in harmonie komt.”