De blanke werkgever die geen 'buitenlanders' aanneemt verschilt niet van de Turkse patriarch die zijn dochter verstoot
Nederland wordt gekenmerkt door institutioneel racisme, zo kun je tegenwoordig overal horen. Dat is vastgeklonken in het maatschappelijk bestel vanwege de ‘witte dominantie’ en de ‘witte privileges’.
Witte dominantie en witte privileges zijn slechte vertalingen van de in Amerika gemunte begrippen white dominance en white privilege . ‘Wit’ is trouwens een anglicisme. Het is net zo min goed Nederlands als ‘gutmensch’ behoorlijk Duits is. Correct zou zijn: blanke overheersing en blanke bevoorrechting.
De gedachte dat blanke overheersing de wortel van alle kwaad is, heeft heel in de verte een marxistische grondslag. Amerikaanse wetenschappers die deze stelling onderschrijven, beroepen zich voor hun argumentatie op van de Franse denkers Jacques Derrida en Roland Barthes die sterk door Marx beïnvloed zijn. Zij trekken de conclusie dat kapitalisme en neoliberalisme blanke uitvindingen zijn. De tegenstelling tussen kapitaal en arbeid wordt er zo een tussen blank en zwart.
Nog één stap verder en er is geen heersende klasse meer maar een heersend ras. Of: de heersende klasse is altijd wit. Binnen deze redenering is de blanke bewoner van een trailerpark nog altijd bevoorrecht boven een zwarte arts want die laatste moet ondanks zijn goede opleiding toch opboksen tegen blanke voorrechten en het blanke institutitionele racisme. Aan dit alles wordt gewoonlijk wel toegevoegd, dat rassen zich niet van elkaar onderscheiden op biologische gronden. In de loop der tijd zijn blanken zichzelf als blanken gaan definiëren om zo te bepalen wie toegang heeft tot hun privileges en hun dominantie en wie niet. Die praktijk wordt ‘een sociaal construct’ genoemd, ook al kreupel Nederlands. Je zou beter kunnen zeggen, dat de term ‘ras’ geen biologisch maar een sociologisch begrip is.
Emancipatie Deze theorie houdt in het licht van de feiten in Nederland geen stand. Racisme komt hier weliswaar te veel voor maar het land zit niet racistisch in elkaar. Het kent geen racistische structuren. Dat komt omdat onze geschiedenis de laatste twee eeuwen er een is van emancipatie. Achtergestelde bevolkingsgroepen zoals de kleine luiden en de arbeiders, eisten in het verleden met succes de burgerrechten op die tot dan toe het monopolie waren geweest van een kleine elite. De familie Van der Horst is daarvan een voorbeeld. Mijn broer en ik zijn de eersten van mijn generatie die dankzij studiebeurzen aan de universiteit konden studeren. Nu zie ik tot mijn genoegen de treinen tussen Rotterdam en Leiden vol zitten met studenten uit allochtone kring. Zij zijn waarschijnlijk ook de eersten in hun familie die de kans kregen om door te leren. Ondertussen bewijst de toenemende vervrouwelijking van het hoger onderwijs dat ook de vrouwen aan een maatschappelijke inhaalslag bezig zijn.
Gaat dat allemaal van een leien dakje? Zeker niet. Wie vanaf de onderste tree de maatschappelijke ladder beklimt, komt altijd vooroordelen tegen. Vrouwen in ‘mannenberoepen’ kunnen daar over meepraten. Arbeiderskinderen tot voor kort ook. En nu zien hoogopgeleide jongeren uit minderheden zich vaak genoeg gediscrimineerd op hun afkomst.
Komt dat door racistische structuren? Wie zich gediscrimineerd acht, heeft in Nederland de wet aan zijn zijde, te beginnen met artikel 1 van de Grondwet. De algemeen erkende normen en waarden veroordelen racisme. Daarom zeggen racisten ook altijd dat ze geen racist zijn.
Domheid Het racisme in Nederland is dan ook niet structureel maar informeel van aard. Het gaat om vooroordelen die rondspoken in de koppen van individuen. Ze komen in elke kring voor. De blanke werkgever die geen ‘buitenlanders’ aanneemt verschilt niet van de Turkse patriarch die zijn dochter verstoot omdat zij met een etnische Nederlander – bovendien geen moslim – wil trouwen. De grondslag voor dat gedrag is domheid, onwetendheid en allerlei vormen van gesloten denken.
Dit informele racisme is des te gevaarlijker omdat het de maatschappelijke verhoudingen vergiftigt en wantrouwen zaait. Antiracisten zijn gelukkig in het voordeel omdat zij de wet zeer nadrukkelijk aan hun zijde hebben. Bevooroordeelde burgers zijn al zo ver in de verdediging gedrongen dat zij hun discriminatoire praktijken ondergronds moeten uitoefenen. Dat foute mailtje bijvoorbeeld was voor de baas van Mike de Wilde Electronics bestemd en niet voor de sollicitant zelve. De grote ophef laat zien dat het geven van publiciteit aan ondergronds discriminatoir handelen onmiddellijk het gewenste effect heeft. Mike de Wilde en zijn bedrijf zijn ernstig en permanent beschadigd.
Naming & shaming is niet genoeg. Wie betrapt wordt op racistisch en discriminatoir handelen dient de scherpte van de wet te voelen. Waarom? Informeel racisme ondermijnt de democratie, de sociale samenhang én de economie van ons land. Het is een gevaarlijke kracht.
Gelukkig kent Nederland goede wetgeving om informeel racisme tegen te gaan. Laten we die wettelijke mogelijkheden gebruiken. Laten de politie en het Openbaar Ministerie het euvel van het informeel racisme scherp in de gaten houden. Laten we tenslotte jonge mensen uit achtergestelde groepen die het verder willen brengen, op allerlei manieren steunen: met beurzen, met extra (taal)onderwijs als het nodig is. Want een voortdurende emancipatiestrijd is het meest effectieve antwoord op racisme, seksisme en anders –ismes die bedoeld zijn om mensen klein te houden.