Het Nederlandse inburgeringsbeleid, dat er vanuit gaat dat inburgeren de eigen verantwoordelijkheid is van de migrant (die alles dus zelf moet regelen), is te veel gefocust op uitsluiting in plaats van inclusie en werkt daarom averechts. Dat blijkt uit nieuw onderzoek.
Sinds 2013 is het zo dat een asielzoeker in Nederland verplicht is om zelfstandig binnen drie jaar in te burgeren, vanaf het moment dat een verblijfsvergunning wordt afgegeven. In die drie jaar worden mensen geacht om Nederlands te leren en examens af te leggen over de maatschappij en de arbeidsmarkt. Lukt dat niet, dan riskeren ze een een boete van maximaal 1.250 euro. Officieel zou in het uiterste geval zelfs de verblijfsvergunning kunnen worden ingetrokken, maar volgens deskundigen juridisch is dat niet mogelijk.
In oktober bleek dat nog niet de helft van de vluchtelingen die in 2013 waren begonnen met de verplichte inburgering binnen drie jaar het inburgeringsexamen had gehaald. Het slagingspercentage van bepaalde groepen is lager dan gemiddeld, bijvoorbeeld dat van vrouwen uit Somalië en Eritrea. Laaggeschooldheid speelt daarbij een rol.
Politiek filosoof Tamar de Waal, die promoveert op het inburgeringsbeleid, vreest een mislukking. In NRC zegt ze:
“Dit beleid werkt ongunstig uit. We creëren een nieuwe onderklasse van bijstandsgerechtigden. Je bent pas Nederlander als je geslaagd bent voor de inburgeringstoets. Dat impliceert dat je er tot die tijd eigenlijk niet bij hoort. En of je op de goede weg bent, merkt de overheid pas na drie jaar. Blijkt de inburgering dan nog niet gelukt, dan hoor je er nóg niet bij en wacht straf… Natuurlijk moeten die mensen de taal leren, en wat weten over het politieke systeem en de geschiedenis. En dat mag je best verplichten, net als wij ook allemaal verplicht naar school moesten. Maar je kunt het niet eerst verplichten en dan zeggen: jij krijgt geen taalles, want je hoort er nog niet bij. Dat leidt uiteindelijk tot problemen voor de hele samenleving.”
Bovendien begint de inburgering pas op het moment dat er een verblijfsvergunning wordt afgegeven. Voor die tijd zitten mensen vaak maanden, soms meer dan een jaar, in een asielzoekerscentrum waar ze niets mogen doen. Tot op heden doet het Kabinet echter niets met het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en talloze deskundigen die benadrukken dat de inburgering veel sneller na aankomst zou moeten starten.