Gedicht, dat door Kitty Courbois werd voorgedragen bij de herdenkingsbijeenkomst voor Harry Mulisch
In memoriam mei
Ik, Harry Kurt Victor Mulisch, volle zoon van alle muzen ik was de gloeiende bode van vuur, komend van niets was ik op weg naar een brandnieuwe mythe.
Ik was het goudstof en de wind, ik was ibis, piramiden ik was een ommekeer in inkt, ik was het duizendjarig licht ik was de pijp, het Leidseplein, ik was een pupil van onsterfelijkheid.
Ik was de kogelvrije vlinder en de kern van alle oorlog vulkaanzwemmer, godeneter, ik, de keizer van het lot ik was de heimat, ik was ballingschap: ik was de Paradox.
En hier, binnen in dit eenpersoonsheelal, mijn blauwe labyrint waar alle vingers doven – langzaam op de tast, hier bleef ik over. De dood is mijn broekzak: Grote Eén gaat trap na oneindige trap.
Met de tocht in mijn botten en een uitzicht zonder god zo blijf ik, Harry Mulisch, de ontdekker van uw hemel. Ik was de brenger van letter en stof. En als u sterft, dan leef ik nog.
Dit gedicht verscheen op 6 november in NRC Handelsblad.