Deze longread is afkomstig uit het deze week verschenen boek Voorbij het wantrouwen. Daarin voert Zembla-onderzoeksjournalist Ton van der Ham indringende gesprekken met woordvoerders van overheid en bedrijfsleven over hun onzichtbare rol in het nieuws. In deze longread praat Ton met de directeur communicatie van Rabobank over hun omstreden rol in voedselcrisis, greenwashing en de geniepige aanval op de pers na de erkenning in Zembla dat de bank medeschuldig is aan de gevolgen van de hoogproductieve industriële landbouwpraktijk.
Het boek Voorbij het wantrouwen is via een link onderaan het artikel gratis te downloaden.
Wantrouwen tussen pers en pr? Leendert Bikker, directeur communicatie van Rabobank, zegt dat hij er geen last van heeft: “Ik vertrouw gewoon iedereen. Dan word je al snel voor naïef versleten, maar dat heb ik liever dan dat ik de hele dag iedereen wantrouw. Dat zit gewoon niet in mijn DNA.” Dat is een aantrekkelijke grondhouding, maar hoe doet hij dat? Is het werkbaar, bij zo’n mondiaal opererende grootbank? Wat zegt Bikker tegen zijn bazen als hij een potentieel problematische persvraag in zijn mailbox krijgt? “Ik zeg altijd: vertel nou het hele verhaal, doe niet zo moeilijk. Er is niks zo vermoeiend als liegen. Vertel gewoon hoe het zit.”
Opportunisme
Journalisten en woordvoerders moeten van hun werk geen wedstrijd, geen competitie willen maken. “Zo wordt het vaak gezien. Jij wilt dat primeurtje en ik win als jij mijn frame overneemt en tevreden bent terwijl je niet eens kritische vragen hebt gesteld. Ik geloof niet dat dit helpt.” Die kritische vraag moet juist wel worden gesteld, zegt hij, én er moet een eerlijk antwoord op komen. Ik dacht dat in zijn wereld openhartigheid een slechte eigenschap was, omdat je daarmee jezelf en je klanten in gevaar brengt. Boze beleggers, strenge toezichthouders, pijnlijke primeurs; het ligt allemaal op de loer in de meedogenloze financiële jungle. Zijn geslepenheid en behoedzaamheid niet een beter kompas als je bij een multinational werkt? “Er is veel opportunisme in deze wereld,” beaamt Bikker.
Als voorbeeld noemt hij de open brief die elf grote spelers uit de agrarische sector in oktober 2021 aan het kabinet stuurden over de toekomst van de landbouw. Rabobank was één van hen. De brief ging over heikele thema’s als verduurzaming en een (noodzakelijke) krimp van de veestapel. “De persoon die het stuk schrijft, heeft zich er echt wel van vergewist dat alle communicatiecollega’s en CEO’s akkoord zijn. Anders zetten die echt niet hun handtekening. Maar wat gebeurt er: drie uur na plaatsing trek ken twee veevoerbedrijven zich terug. Ze wisten zogenaamd van niks. Dat is gewoon niet waar.”
“Wat speelt hier op de achtergrond?”
“Wat ik zeg: puur opportunisme. Bij de eerste de beste boze brief van een klant in paniek raken. De transitie van de landbouw is een supersensitief onderwerp, waarvan iedereen in de war raakt. En dan heeft de communicatiemanager het al snel gedaan. De woordvoerder wordt van alle kanten belaagd, vanuit de business, de juristen, de media. Wij zitten er middenin, moeten iedereen tevreden houden. Maar wat gebeurt er als je iedereen tevreden wilt houden? Dan houd je niemand tevreden.”
Als directeur communicatie moet hij manoeuvreren tussen al die baasjes en belangen. Dat is ook: terugduwen, je eigen integriteit bewaken. Je moet dan wel een ijzersterke positie hebben en niet al te bang zijn dat je die positie ondermijnt wanneer je weigert een flutverhaal te verkopen.
“Is dat lastig?”
“Ach.” Hij straalt uit: mij maak je na decennia vol kouwe drukte en opgewonden standjes (intern en extern) niet meer gek. We moeten zijn vak ook niet groter maken dan het is, vindtie, want zo moeilijk is het niet; eerlijk zijn. “Daarom zeg ik: je hebt zo min mogelijk woordvoerders nodig. Een journalist moet gewoon direct contact hebben met zijn bronnen, de experts, want die beheersen de feiten veel beter.”
“Jij pleit voor minder woordvoerders? In Den Haag worden het er juist meer.”
“Dat vind ik geen goede ontwikkeling. Wij kunnen het af met zes.”
“Jullie krijgen een stuk minder persvragen dan een ministerie.”
“Dat klopt. Maar ik werk ook bij een groot bedrijf, we zetten geloof ik 12 miljard om. Er werken wereldwijd 42.000 mensen.”
“Zou jij in Den Haag kunnen werken?”
“Als bewindsman of woordvoerder?”
“Ik bedoel eigenlijk: als directeur communicatie.”
“Haha. Nee, ik denk het niet. Het gaat daar nauwelijks om de inhoud. Het zijn allemaal soundbites, fragmentjes, hit and run, met elk kwartier een deadline. Ik word daar gewoon niet opgewonden van.”
“Maar het is wel het hart van onze democratie. Er spelen grote dossiers, waarin je verschil kunt maken.”
“Ik heb de verleiding altijd kunnen weerstaan.”
Hij vertelt dat hij twee keer is benaderd om partijvoorzitter te worden. Twee keer zei hij nee. “Ik heb niet overal een mening over. Dat wordt niet geaccepteerd, want dat verkoopt niet.”
Bikker klinkt bescheiden, zegt dingen als: maak het niet te groot, maak jezelf niet te groot. Dat past volgens hem goed bij de cultuur van zijn werkgever. Wiebe Draaijer, tot oktober 2022 topman van Rabobank, had met een select clubje journalisten direct contact, vertelt Bikker. “Gewoon op zondagmiddag, zaterdagochtend. Een uur lang heen en weer praten: what’s going on in the world? Ik vind dat volstrekt normaal. Ik wilde ook niet dat iemand van ons [de persafdeling – tvdh] daarbij is. Mijn woordvoerders vonden dat in het begin belachelijk. Ik zei: Hoezo? Het is een volwassen man, die netjes uit zijn woorden komt. Daar hoeft niemand tussen te zitten.”
Journalisten moeten dus meer rechtstreeks contact hebben met de mensen die aan de knoppen zitten. En niet steeds stuiten op een voorlichter. “Jij hebt er veel meer aan als je eens per half jaar met onze CEO zou praten, zelfs als je daar geen minuut van uitzendt. En als je dan een keer een uitzending maakt waar hij inpast, snap je veel beter hoe hij over de dingen denkt.”
“Wordt jouw vertrouwen in journalisten nooit beschaamd?”
“Dat is me weleens overkomen, maar ik denk dat de meneer die dat stuk heeft opgeschreven daar slechter van heeft geslapen dan ik.”
Beautycase
Het klinkt allemaal wel erg harmonieus en winwin. Is de werkelijkheid daar niet iets te rauw voor? Wat te denken van de schandalen die van tijd tot tijd de bankenwereld in diskrediet brengen? Manipulatie met rekenrentes, omstreden financiële constructies, foute beleggingen; het is niet de meest onbesproken sector. Het echte verhaal komt vaak pas na jarenlang trekken en sleuren van opsporingsdiensten, consumentencollectieven of journalisten boven tafel. Leuk dat Bikker ons vertrouwt, maar kunnen wij hem vertrouwen? En: hij kan wel deugen, maar zit zijn habitat (een imposante, spiegelende kantoortoren) niet vol berekenende rekenmeesters die als de dood zijn dat rendementen uitblijven of nog erger: kredieten verdampen? “Ik wil het anders doen en ik wil alleen met en voor mensen werken die dat ook willen. Stel ik word weer voor zo’n baan gevraagd en de CEO zegt: kom eens langs met je beautycase om mij eens helemaal af te plamuren, dan kom ik niet.”
“Er is veel ijdelheid in de top. Mensen die zichzelf de hele dag aan het promoten zijn, continu een mening ventileren. Dat voegt niks toe. Alle keren dat je dat aan het doen bent, ben je dus niet aan het werk. Dan zorg je niet voor je mensen, je klanten, je product.”
Daarom pleit hij dus voor minder pr. “Zoals een schoenmaker schoenen wil maken, hebben communicatiemensen de neiging om de hele tijd te communiceren. Dat kan echt minder.”
Het excuus van de boerenleenbank
Mijn ervaringen met Rabobank zijn dubbel. En daarom is het juist interes sant om met hun communicatieman over zijn en mijn vakgebied te praten.
In aanloop naar onze uitzending Het excuus van de boerenleenbank (2021) verloopt het contact soepel, maar na afloop komen de verhoudingen op scherp te staan. Collega Suzan Borst en ik doen onderzoek naar de rol van Rabobank in de voedselketen. Is de boerenleenbank deel van het probleem of (ook) deel van de oplossing van de crisis in de landbouw? De schaalvergroting van de afgelopen decennia heeft destructieve gevolgen voor bodem, biodiversiteit én boeren zelf, want die zitten tot over hun oren in de schulden. Ze produceren bulk producten tegen dumpprijzen. Hun anonieme waar is op de wereldmarkt niet veel waard. Het zijn vooral de producenten van veevoer, kunstmest, zaden en bestrijdingsmiddelen die in dit systeem grof geld verdienen. Zij zijn de motor achter groter en meer. Samen met de banken natuurlijk.
Fotogeniek
Rabobank is wereldwijd een van de grootste investeerders in de agrifood sector. Aan ambities geen gebrek. En aan idealen ook niet, als je afgaat op de internationale reclamecampagne “growing a better world together”. Het spotje is prachtig – of tenenkrommend; doorhalen wat je niet van toepassing vindt.
“Heb je even,” vraagt een vrouwenstem aan het begin van de commercial. In beeld verschijnt een jonge vrouw. “Stel je eens voor dat er genoeg en gezond voedsel is voor iedereen.” Ze sluit haar ogen, de camera zoomt in op andere vrouwen, die ook hun ogen sluiten. “Probeer je dat eens in te beelden.” Dan komen er fotogenieke telers uit alle windstreken van de wereld in beeld. De één met rieten hoed, leunend op zijn houten gereedschap. Achter hem imposante bergen. De ander staat voor stapels kokosnoten. “Stel je eens voor dat we meer voedsel produceren zonder de aarde uit te putten.” In beeld een man in traditionele kledij met achter hem een kaalgekapt stuk bos. Zo dromen we nog even verder, totdat de stem ons voorhoudt: “Stel je nu eens voor dat het een bank is die hiervoor opstaat.” Een Afrikaanse man doet zijn ogen open. Dan dronebeelden van graanvelden, precisielandbouw, we zien laboranten, een schoolklas in een derdewereldland. De commercial eindigt hooggespannen: “Stel je eens voor dat we samen het wereldvoedselprobleem oplossen, en dat je ons aan deze belofte mag houden...”
Nou, dat is best lastig voor te stellen, vinden critici. Want hoe kun je je hard maken voor een ‘betere wereld’ en ondertussen vooral investeren in de intensieve landbouw? Zo’n dertig miljard heeft de bank uitstaan in de Nederlandse landbouw, slechts drie procent daarvan zit in biologische boerenbedrijven. Die betere wereld komt er alleen als het roer radicaal omgaat, stellen milieuorganisaties zij aan zij met een koor aan wetenschappers.
“Waar was jij toen deze campagne werd bedacht?”
“Ik heb die film gemaakt, het was mijn verantwoordelijkheid. Dit is de mooiste commercial die we ooit hebben gemaakt.” Ik ben een beetje verbaasd:
“Geloof je er zelf in?”
“Het is zo, dat is de grap. Alles wat erin zit, klopt. In de commercial zitten kleine boeren, maar ook grote graan boeren uit de VS. Met de campagne hebben we in 2017 onze missie opnieuw ingevoerd: wat je niet alleen kunt, kunnen we samen wel. Dat is onze coöperatieve mentaliteit. Hij draait nog steeds. We krijgen er veel complimenten voor.”
“Er was massale kritiek.”
“Hier ja, er was alleen ophef hier in Nederland.”
Wakker Dier roept de bank vanwege dit spotje in 2018 uit tot winnaar van de zogeheten Liegebeestverkiezing. De Reclame Code Commissie noemt het spotje “misleidend” en “oneerlijk”. In de uitspraak staat: “Dat de aanpak van Rabobank tot een oplossing van het wereld voedselprobleem zal leiden, is door Rabobank niet aannemelijk gemaakt.” Droom aan diggelen? Bikker vindt van niet: “De Reclame Code Commissie zegt: goed dat jullie het wereldvoedselprobleem willen oplossen, maar je kunt dat niet beloven. Het zinnetje waarin we zeggen dat je ons eraan kunt houden, moest eruit. Dat hebben we gedaan.”
Het eerlijke verhaal
Bikker blijft trots op zijn campagne. Maar hoe passen die prachtige plaatjes dan bij het ‘eerlijke verhaal’? We kunnen net als de mensen in het filmpje onze ogen wel sluiten en dromen van een ‘betere wereld’, maar de realiteit is dat de bank nog steeds 1,5 miljard euro investeert in pesticiden, zo lezen we in het leningenoverzicht van 2020. Milieuorganisaties vallen de bank hard aan: op deze manier slaapwandelen we richting het ravijn, ecosystemen staan op het punt in te storten, soorten sterven uit. Iedereen weet: de veestapel moet krimpen, maar de bank financiert nog steeds de bouw van grotere stallen, met nog meer dieren en nog meer mest.
“We kunnen jaar over jaar progressie laten zien. Onze portefeuille wordt duurzamer, maar je kunt niet van de ene op de andere dag vergroenen.” Bikker legt uit dat een bank halverwege de looptijd van een lening niet opeens kan zeggen: vanaf vandaag hanteren we strengere voorwaarden. Dat kan pas wanneer er een nieuw contract wordt afgesloten. “Ik neem aan dat jij een hypotheek hebt. Stel dat we opeens zeggen: we gaan de rente verhogen omdat jij je huis niet isoleert. Wat zeg jij dan?”
“Dat ik dat niet zo leuk vind.”
“Precies. Dat is contractbreuk. Maar wat als we zeggen: de rente blijft hetzelfde, maar je krijgt 50.000 euro extra om te verduurzamen?” Op deze manier voert de bank gesprekken met hun grote agrarische klanten, legt de communicatiedirecteur uit. “Kan het beter? Ja. Moet het sneller? Ja. Wachten we met dit verhaal te vertellen totdat we klaar zijn? Nee. Deze campagne is een oprechte op roep geweest: hier staan we voor, hier gaan we voor. Maar ook: spreek ons er maar op aan, daar zijn we super ontvankelijk voor. Als Greenpeace voor de deur staat, of Extinction Rebellion, dan doen we de deur open en sturen er geen beveiliging op af.”
We hebben voor de aflevering over Rabobank zo’n protestactie gefilmd, en inderdaad: terwijl jonge activisten van XR Landbouw in witte overalls de gevel van het Utrechtse hoofdkantoor onder spuiten met leuzen, komen bankmedewerkers op het oog ontspannen poolshoogte nemen. Een paar weken later krijgen de actievoerders een uitnodiging voor een gesprek. Dat is volgens Bikker geen charmeoffensief, het is uit overtuiging. Ander voorbeeld: in mei 2021 wint Milieudefensie de geruchtmakende klimaatzaak tegen Shell. De rechter oordeelt dat de olie en gasreus zijn CO2uitstoot voor 2030 met 45 procent moet terugdringen. “Op de dag van het Shellvonnis heb ik onze CEO en Bas Rüter [directeur duurzaamheid van de bank – tvdh] een appje gestuurd: ‘hé vrienden, even opletten. Als ik Milieudefensie was, zou ik Shell vervangen voor Rabobank en heb ik mijn volgende campagne al gevonden. Dus zullen we ons hierop eens gaan voorbereiden?’
Dat is mijn rol: de signalen van buiten opvangen en vertalen naar repercussies.” En zo geschiedde. In oktober dat jaar kopt het Financieel Dagblad: “Milieudefensie dreigt nu ook Rabobank met klimaatproces.” Bikker: “Dat ze dreigen dat wij de volgende zijn, vind ik een cadeautje. Echt. Ik ga geen euro besteden aan het bestrijden van Milieudefensie. Ik vind het een aanmoediging om ons transitiebeleid te versnellen en te versterken.”
Dat “transitiebeleid” is precies de portefeuille van directeur duurzaamheid Bas Rüter. Een lastige klus, want hij zit tussen twee vuren. Hij komt van de idealistische Triodosbank en met zijn GroenLinksachtergrond heeft hij een groot netwerk in de biologische sector. Volgens zijn ‘oude’ vrienden doet hij te weinig, terwijl er intern genoeg collega’s zijn die vinden dat hij niet te hard van stapel moet lopen. Er moet wel geld worden verdiend, de bank moet een betrouwbare partner blijven, het is geen ideële organisatie, enzovoorts.
Behendige spreker
Als ons interviewverzoek bij Bikkers afdeling binnenkomt, schuift de bank deze man naar voren. Niet topman Draaijer die we hadden aangevraagd maar Rüter zal ons te woord staan. Het is zijn dossier, hij kan ons het beste informeren wat de bank precies doet om de landbouw te verduurzamen, licht de persvoorlichter toe. Ons vertrekpunt is het mondiale vraagstuk van teruglopen de bodemvruchtbaarheid en biodiversiteit. Vervolgens proberen wij dit complexe vraagstuk zo concreet mogelijk te maken. Tijdens onze research komen we in contact met boeren die willen verduurzamen, maar bot vangen bij de bank.
Het zijn in publicitair opzicht pijnlijke verhalen; financieel gezonde melkvee houders, vaak al jarenlang klant, krijgen geen lening om de transitieperiode naar biologisch te overbruggen. In de voorbereiding op het gesprek leggen we deze verhalen voor aan de bank. Als zij echt vinden dat de landbouw drastisch moet hervormen, dan mag de bank toch geen obstakel zijn? Zij zitten aan de knoppen, zij kunnen verschil maken. Aan Global Head Food System Transition Bas Rüter (zo luidt zijn functie inmiddels) de taak om niet alleen het missie statement toe te lichten, maar vooral de daadwerkelijke handel en wandel te verklaren.
Hoewel Rüter een behendige spreker is, heeft hij het op bepaalde momenten lastig. Vindt hij dat zijn werkgever schuldig is aan de crisis in de landbouw? Schuldig, dat vindt hij niet zo’n fijn begrip. Begrijpelijk, want schuld impliceert aansprakelijkheid, en dat kost geld. De bank is volgens hem wel “medeverantwoordelijk voor hoe het systeem nu is.” Dan is de bank toch schuldig? Als ik doorvraag, erkent hij dat de financiële dienstverlener inderdaad “medeschuldig” is. Deze uitspraak is nieuws, want de bank heeft de schuld en verantwoordelijkheidsvraag niet eerder zo concreet beantwoord.
Knippen en plakken
Met Bikker blik ik terug op het gesprek:
“Ik had een interessant interview met Bas.”
“Ja. Bas heeft het gesprek ook als sympathiek en constructief ervaren. Stevig, maar wel professioneel.”
Maar achteraf uit Rüter op social media kritiek op onze berichtgeving. Hij waarschuwt zijn volgers op LinkedIn om niet iedere journalist te geloven die “knipt en plakt”. Wat deugt er niet aan de manier waarop wij het “sympathieke” en “constructieve” gesprek over de duurzame dromen van de bank hebben gemonteerd? En hoe verhoudt de jijbak van Rüter zich tot de openheid die Bikker predikt?
Rüter benadrukt tijdens de opnamen wat de bank allemaal wél doet. Ja, ze zijn een grote speler, dus ze hebben impact, maar ze moeten ook verstandig met hun investeringen omgaan. Heel slim noemt hij dit “het geld van onze spaarders”. Deels is dat waar, de bank beheert geld dat particuliere klanten netjes elke maand apart zetten. Dat de bank veel leent op de internationale geldmarkt, laat hij gemakshalve buiten beschouwing. Zijn punt is: hoe goed het ook is dat die boer wil verduurzamen, de bank kan niet roekeloos in elk avontuur stappen. Het moet wel uit kunnen en het is financieel best spannend om de overstap naar biologisch te maken. Dat ligt niet aan de bank, dat ligt aan ons allemaal, betoogt de duurzaamheidsdirecteur, want ja, in de supermarkt kiest de consument nog steeds hardnekkig voor de kiloknaller.
Grote bedrijven verschuilen zich in netelige klimaatkwesties voortdurend achter mechanismes van de markt. Maar deze vlieger gaat in dit dossier eigenlijk niet op. Want één van de boeren vertelt in de uitzending dat zijn plan hartstikke solide was. Veel eigen vermogen, een prachtig, bloeiend bedrijf. De passie voor zijn koeien, maar ook voor de natuur spat van het scherm. Dat de bank hem na al die jaren zo harteloos in de kou laat staan, vindt hij schandalig. Rüter werpt aan het begin van het interview eerst tegen dat hij de details van de zaak niet goed kent, maar later geeft hij ruiterlijk toe: dit had anders gemoeten.
Op een ander punt wil hij van geen wijken weten. Als we hem vragen of de bank van plan is om een deel van hun “giftige” leningen in de landbouw af te boeken, is hij resoluut. Dat gaan ze niet doen. Dat is volgens hem een heel slecht plan. Zo gek is mijn vraag niet. De roep klinkt steeds luider. Zeker nu de politiek van plan is om boeren met miljarden euro’s uit te kopen. Waarom moet de belastingbetaler bloeden voor een sector op dood spoor? Is het niet logisch – en eerlijk – wanneer de boerenleenbank die zoveel heeft verdiend aan dit vast gelopen systeem ook meebetaalt aan het herstel? Zij zijn immers “medeverantwoordelijk” voor het vastgelopen systeem, dat heeftie zelf gezegd. De boer zit klem, in de tang van zijn schuldeiser. De rente en aflossing kan hij alleen betalen door veel dieren te houden. Een sector die kleinschaliger, milieuvriendelijker produceert, met minder soja uit de Amazone en minder kunstmest en glyfosaat op het weiland is voor alles en iedereen beter. De vraag is: wie draait op voor deze reset? Rüter schudt zijn hoofd. Zijn club niet. Opnieuw heeft hij het over verantwoord omgaan met “het geld van onze spaarders.” Ronald van Marlen, een biologische ondernemer die betrokken is bij Extinction Rebellion noemt dit tijdens een interview voor het Rabospiegelpaleis in Utrecht: “privatise the profits, socialise the costs”. Alles voor het (ondernemers)klimaat.
We vragen best veel van onze gast, en de blosjes op de wangen van de Rabo directeur worden steeds roder. Maar hij doet het goed, formuleert helder, en loopt niet weg voor lastige kwesties. Hij neemt de tijd voor het gesprek, en dat maken we weleens anders mee. Na ruim een uur begint de woordvoerder die bij de opnamen aanwezig is, een beetje te schuifelen; we moeten afronden.
Niet elk interview maakt de uitzending beter. Soms merk je pas tijdens de montage dat een quote niet op zijn plek valt. Dan ‘werkt’ het niet. Je kunt je vinger er niet altijd op leggen. Het heeft met allerlei factoren te maken. De energie van de spreker is bepalend. Heeftie er zin in? Straaltie autoriteit uit? Taalgebruik is belangrijk: hoe concreter hoe beter. Maar een antwoord kan ook te gedetailleerd zijn en alleen maar meer vragen oproepen, vragen die de vaart uit een vertelling halen. De ene keer is een ontwijkend antwoord veelzeggend, een andere keer juist onbevredigend. Als verteller wil ik de kijker niet kwijtraken. Dat is geen behaagzucht of kijkcijferterreur, ik beschouw het als een opdracht. Als programmamaker in dienst van de publieke omroep wil ik ingewikkelde thema’s zo begrijpelijk en aantrekkelijk mogelijk belichten. Het gebeurt weleens dat ik het interview onderbreek om te zeggen dat de antwoorden niet zo bruikbaar zijn. Dat is niet omdat ik louter dingen zou willen horen die passen in mijn script of frame, maar omdat ik er televisie van moet kunnen maken. Dit is absoluut een spanningsveld. Want wie ben ik om te bepalen of een antwoord offtopic is? Nou ja, de regisseur dus, degene die de uitzending uiteindelijk ook samenstelt. De spreker is afhankelijk van mijn montage. Dat dat kwetsbaar is, moet ik me als journalist elke keer goed realiseren.
Irritatie
Als ik aan het einde van het gesprek Rüter vragen stel over een lobbybrief die we in handen hebben, raakt hij zichtbaar geïrriteerd. De brief, die is ondertekend door boerenbelangenorganisatie LTO, zuivelconcern Friesland Campina én Rabobank, speelt een rol tijdens de onderhandelingen in aanloop naar het Nationale Klimaatakkoord. Drie bepalende spelers in de agrarische sector blijken zich te verzetten tegen een onderzoek naar inkrimping van de veestapel.
Terwijl vrijwel alle deskundigen van mening zijn dat Nederland de klimaatdoelen nooit gaat halen met de huidige hoeveelheid koeien, varkens en kippen vinden de briefschrijvers een onderzoek ongewenst. Dat is merkwaardig, dus is mijn vraag: “Waarom lobbyt Rabobank tegen krimp van de veestapel?”
“Dat is onzin,” reageert Rüter, “dat hebben we nooit gezegd.”
Het gesprek verzandt en terwijl de opname door loopt, sta ik op om het document erbij te pakken. De camera registreert zijn zoekende blik. In de uitzending brengen we de passage close in beeld. De kijker kan met eigen ogen lezen wat er staat: “volumemaatregelen zijn in strijd met het regeerakkoord en derhalve niet acceptabel.” Volumemaatregelen is jargon voor minder dieren. Een ander argument van de agrolobby, zo lezen we, is dat nieuw onderzoek het draagvlak voor het klimaatbeleid zou ondermijnen, bij de boeren welteverstaan.
De duurzaamheidsman van Rabobank vindt dat we de lobbybrief verkeerd interpreteren: “Het is absoluut niet zo dat wij niet willen praten over de omvang van de veestapel.”
“Waarom staat dat er dan?”
Hij kijkt weg, reageert geprikkeld:
“Ik snap wel dat jij dat uit zijn verband probeert te lichten.”
“Ik lees het toch echt als: dit vinden wij geen goed idee.”
Rüter zucht en schudt zijn hoofd: “Nee.”
Je ziet hem denken: dit staat me niet aan.
Het is zo’n beetje het laatste wat we bespreken. Ik bedank Rüter voor zijn tijd. Cameraman Jeroen van der Drift zoekt oogcontact: kan hij de opname stoppen? Ik knik, we hebben het. Rüter staat op en kijkt zijn persvoorlichter aan. Het is een ongemakkelijk einde van een openhartig gesprek. Maar, benadrukken ze beiden, de bank vindt het belangrijk om aan dit soort producties mee te werken.
Ongelukkig met uitspraken
Drie weken voor de uitzending bedenken we de titel: het excuus van de boerenleenbank. Zo laten we in het midden of de bank oprecht spijt heeft. Dat is aan de kijker. In ons persbericht schrijven we dat Rabobank schuld erkent voor de crisis in de landbouw. Als we het bericht voorleggen aan de persvoorlichter maakt ze bezwaar: “Dat is te stellig.” Hij heeft het toch echt zo gezegd, werp ik tegen. Ik zet mijn telefoon op speakerfunctie en speel het fragment voor haar af: “Het is geen verspreking van Bas. Ik leg hem geen woorden in de mond.”
“Nee, dat klopt.”
“Staat hij nog achter zijn uitspraken?”
“Jazeker.”
“Dan houden we het zo.”
Ervaren als ze is, staakt ze haar protest. Maar ik merk dat ze er nog steeds niet echt gelukkig mee is.
Als de montage klaar is, neemt collega Suzan opnieuw contact op met de persafdeling om te vertellen hoe de uitzending is opgebouwd. We vinden dit niet meer dan logisch. Ze hebben veel tijd in ons geïnvesteerd. Het onderwerp ligt gevoelig, de belangen zijn groot, ze moeten zich kunnen voorbereiden op wat komen gaat, en niet pas op donderdagavond zien wat wij ervan hebben gemaakt. Het is geen verplichting. Wij maken geen afspraken over autorisatie van interviews of persberichten. Dat wij de bank tijdig informeren over de manier waarop wij hun bijdrage verwerken, doen we niet alleen omdat we een betrouwbaar medium willen zijn, het is ook in ons eigen belang. We willen geen gedoe achteraf. Het is een laatste check. Stel dat de bank op het allerlaatste moment met belangrijke financiële details komt over de boeren uit ons verhaal, dan moeten we die informatie kunnen wegen. Hoe lastig dat ook is, want de montage zit al “op slot”. De bank wil niks nuanceren, rechtzetten of terugnemen.
Populistische retoriek
En dan, een paar dagen na de uitzending, plaatst Bas Rüter een opvallend bericht op zijn LinkedInpagina: “Geloof niet iedere journalist die naar believen 7 minuten knipt en plakt uit een interview van ruim 2 uur [..]. En wacht de beantwoording van de Kamervragen even af. Daar wordt wel op volledigheid en juistheid getoetst.” Wat bedoelt hij hier nu mee? Waarom suggereert Rüter dat wij zaken uit zijn verband rukken en niet naar volledigheid en juistheid streven? Overigens duurde het interview geen twee uur. In een uur stond het erop.
Deze post is insinuerend en in tegenspraak met de feedback die we eerder van de persvoorlichter kregen. Ik stuur de directeur een appje: “Wat bedoel je precies?” Rüter reageert binnen een paar minuten. Hij schrijft dat hij een roerig weekje achter de rug heeft. Dat zal vast, wij horen via onze bronnen binnen en buiten de bank dat het interview veel stof heeft doen opwaaien. Praten over schuld en verantwoordelijkheid ligt gevoelig. En het is pijnlijk dat een directeur duurzaamheid moet toegeven dat boeren die willen verduurzamen, nul op het rekest krijgen. Maar waarom opent hij de aanval op de boodschapper van het nieuws? Met zijn bericht raakt hij bij mij een gevoelige snaar. Juist in deze gepolariseerde tijden is het gevaarlijk wanneer mensen op zijn positie de geloofwaardigheid en integriteit van de pers op bijna Trumpiaanse wijze in twijfel trekken.
Nu ik hem aanspreek op zijn – in mijn ogen – populistische retoriek krabbelt hij terug. Hij schrijft: “Was niet mijn bedoeling om je te diskwalificeren. For the record.” Hij noemt onze aanpak “intensief en zeer kritisch maar met ruimte voor de verdediging” en concludeert: “in dat opzicht was ik wellicht dan ook selectief in mijn commentaar. Touché.” Tja, hij kan nu wel “for the record” benadrukken dat hij ons niet in diskrediet wil brengen, maar dat heeft hij feitelijk wel gedaan. We hebben steeds open kaart gespeeld. En ik was tot nu behoorlijk onder de indruk van Rüters reflectieve vermogen. Ik vond het wel een stoere vent, en over het contact met Bikkers communicatieafdeling was ik dik tevreden. En dan nu toch deze vileine, verongelijkte sneer naar de main stream media.
Deze stoten onder de gordel beschadigen het imago van de onderzoeksjournalistiek en ondermijnen daarmee onze positie en slagkracht. Zo wordt het steeds moeilijker om ergens binnen te komen, want het voedt onterecht de argwaan, geeft munitie aan partijen die toch al geen zin hebben om zich te laten bevragen door een kritische journalist. Rüter biedt ze een perfect gelegenheidsargument: zie je wel, ze zijn niet te vertrouwen, ze plakken en knippen, laten relevante passages weg. Hij kan in een persoonlijk bericht wel excuus maken (“Touché”), maar het leed is geschied.
Van Leendert Bikker, de ervaren communicatieman van Rabobank, wil ik weten: “Snap jij dat ik daar cynisch en wantrouwend van word?”
“Dat snap ik wel.”
“Wat hadden jullie aan te merken op onze berichtgeving?”
“Ik heb er geen klachten over gehad. Het was professioneel.”
“Maar waarom schrijft Rüter dat dan?”
“Ach. Ja. Hij wordt op zijn uitspraken aangevallen. Ik kan me voorstellen dat je dan zegt: er is wel in geplakt en geknipt. Dit hebben ze ervan gemaakt.”
“Natuurlijk moet ik plakken en knippen, maar dat is wat anders dan relevante passages weglaten en citaten uit hun verband rukken.”
“Precies. En daarom ben ik zelf ook heel terughoudend in het geven van dit soort kritiek op de media. Je kunt ook niet reageren hè. Mensen vinden dat ze overal iets van moeten vinden. Dat vind ik helemaal niet.”
Bikker heeft duidelijk geen zin om zijn collega publiekelijk al te stevig de maat te nemen. Hij veralgemeniseert de kwestie en stelt:
“Geef nou niet overal de hele tijd je mening. Daar wordt de verstandhouding niet beter van, daar wordt de informatievoorziening niet beter van. Sterker nog: het heeft vaak een averechts effect op de beeldvorming. Dan hou je toch gewoon een keer je mond. Je krijgt vast wel weer een kans om het hele verhaal te vertellen.”
Het hele verhaal. Alsof Rüters kritiek toch een beetje hout snijdt.
Frame van Zembla
Rüter haalt nog een tweede keer uit naar Zembla. Nu niet op social media, maar in een bijeenkomst met de agrarische vakpers. Het is vrijdagmiddag, bijna weekend. Op de website van Zembla hebben wij een interview geplaatst met Frans Timmermans. De eurocommissaris roept Rabobank op om “foute leningen” af te boeken. Dat de bankiers dit niet zo’n goed idee vinden, weten we inmiddels, maar de manier waarop Rüter nu reageert, zag ik niet aankomen.
Hij zegt doodleuk dat Timmermans dit niet gezegd kan hebben: “Het is een door Zembla zwartwit geframede stelling die door Timmermans niet zo bedoeld is en volledig ontkent wat de essentie is van financiële dienstverlening.” Pardon? Wat is precies het frame van Zembla? En hoezo heeft Timmermans het niet zo bedoeld? Hoe weet de bank dat? Opnieuw suggereert de bankdirecteur dat wij uitspraken uit zijn verband rukken.
Ik bel meteen de woordvoerder van Timmermans. Dat is mijn werk: altijd checken bij de bron. Hoor en wederhoor. Is Timmermans ongelukkig met de manier waarop wij het interview hebben verwerkt? Zijn persvoorlichter merkt op: “Vreemd dat Rabobank zegt te weten wat de eurocommissaris daadwerkelijk bedoeld zou hebben.”
Prima dat de bank wil armpje drukken met Timmermans, maar houd ons daarbuiten. Als ik om opheldering vraag, stuurt een van de woordvoerders mij een appje: “Bas heeft niet gezegd dat Timmermans dat zo niet bedoeld heeft (dat weet hij natuurlijk niet), maar dat hij de woorden van Timmermans anders gehoord heeft dan dat Zembla ze verwoord heeft...” Sorry hoor, maar wat is dit voor onzin? Hij heeft de woorden anders gehoord? Ik vind dit een volkomen onbevredigende reactie. Rüters’ uitspraak is niet een onschuldige kwinkslag tijdens een vrijdagmiddagborrel, zijn quote staat pontificaal in de agrarische vakpers. Het is opnieuw koren op de molen van types die het maar niks vinden dat wij onderzoek doen naar de oorzaken van de landbouwcrisis. Dit onder werp is totaal gepolariseerd. Veel boeren gooien politici, Randstedelingen en journalisten (zeker die van de publieke omroep) op één hoop; allemaal tegen de agrarische sector, een beeld dat – hoe onterecht ook door populistische politici en vertegenwoordigers van de agrochemische industrie graag wordt versterkt. Zij hebben kennelijk baat bij dat vijandbeeld. En nu stookt Rabobank dat vuurtje nog wat verder op.
Irritant
Aan de persvoorlichter stuur ik het volgende bericht: “Rabobank creëert en bevestigt een vals beeld van de journalistiek.” Daar krijg ik geen inhoudelijke reactie meer op. Ze laat weten dat ze weekend wil vieren met haar gezin. Dat wil ik ook wel; weekend vieren, maar de gewraakte uitspraken verschijnen op meerdere sites en dus probeer ik opnieuw contact te leggen. Ik wil dat de bank deze uitspraken terugneemt. Ze reageert niet meer, ook Rüter neemt de telefoon niet op.
“Wat vind je hiervan, Leendert?”
Bikker gaat niet in op mijn verwijt, hij kaatst de bal terug:
“Je was maar één keer irritant en dat was toen je op vrijdagavond een jonge moeder lastigviel met de vraag: waar blijft die reactie? Laat haar even met rust. Het is op dat moment niet urgent. Nu, met dit gesprek, bouw je aan de relatie. Wanneer je zulke appjes stuurt, ben je vooral irritant.”
Dat Bikker en zijn collega’s mij irritant vinden, kan ik ergens wel begrijpen. Want waarom heb ik niet gewacht tot maandag?
Onze aanvaringen met Rüter staan niet op zichzelf. Nu de stikstofcrisis in volle hevigheid is losgebarsten, gaat het in de media veelvuldig over de rol van Rabobank. De schuld en verantwoordelijkheidsvraag hangt vrijwel permanent boven de markt. De roep om leningen af te boeken klinkt steeds luider. En het valt me op dat de bank geen helder, eenduidig verhaal heeft. Tegenover dagblad Trouw verklaart de grootste financier van de agrarische sector: “Met de kennis van nu zou je in het verleden echt anders handelen.” En: “Wij kijken met gemengde gevoelens terug op de jarenlange schaalvergroting.” Maar wanneer de krant kopt dat de bank spijt heeft, eist Rabobank rectificatie. Van een schuldbekentenis is geen sprake, stelt een medewerker van Bikker in De Volkskrant. Maar dat is toch precies wat zijn collega in onze uitzending heeft erkend? Ik kom er in mijn gesprek met Bikker niet goed achter waarom de bank zulke dubbele bood schappen geeft, en wat hij daar als communicatieman van vindt.
Hechte relaties
Heel behendig probeert hij de angel uit de polemiek te halen. Bikker, de beheerste bruggenbouwer. Begrip tonen, meeveren, zonder het achterste van z’n tong te laten zien. Wat opvalt: hij blijft zo kalm, ook of misschien zelfs juist wanneer ik (een beetje) fel ben. En ook al blijf ik met veel vragen zitten, dit soort gesprekken helpen wel. We snappen elkaars positie beter, en dat is op zichzelf al winst. Bikker bouwt graag aan een goede verstandhouding met journalisten.
“Ik ken er genoeg waar ik al dertig jaar mee optrek. Soms bel ik op om te vertellen wat er allemaal speelt en dan vraag ik: hoe zie jij dat? Dat is een kenmerk van een duurzame relatie, dat er niet altijd een primeur inzit.”
“Is dat niet te klef? We hebben wel een rol te spelen. Ik wil me niet in slaap laten sussen.”
“Despereer niet, zou ik zeggen. Je moet vooral je werk blijven doen. Dat kan ook in hechte relaties.”
Het boek Voorbij het wantrouwen is hier gratis te downloaden. Een donatie aan de internationale organisatie voor persvrijheid Free Press Unlimited wordt zeer op prijs gesteld.
Heb je een vraag, suggestie of wil je gewoon iets kwijt? Dat kan hier. Lees onze spelregels.
Dat de boer gek is met z'n dieren dat horen we vaak. Kwist niet dat de rabobank ook zo van de dieren houd....
Rabobank gaat over geld en leningen (miljarden voor de investeringen die nodig zijn voor de boeren om stand te houden), niet om dierenliefde natuurlijk, dat is andere zaak, ieder zijn meug.
Heel goed verslag. Het laat zien dat op het kritieke moment de leugen regeert. Geld kruipt waar het niet gaan kan.
Heel goed verslag. Het laat zien dat op het kritieke moment de leugen regeert. Geld kruipt waar het niet gaan kan.
Een interessant, leerzaam verhaal. Het maakt inzichtelijk hoe dit geharrewar tussen voorlichters en journalisten kan ontstaan, en dat bij de personen die bevraagd worden -vertegenwoordigers van organisaties, bedrijven, enz.- altijd onvermijdelijk materiële belangen een rol blijven spelen.
Grootschalige en intensieve landbouw is de enige wijze waarop er voldoende voedsel geproduceerd kan worden voor 10miljard, zonder dat er nog meer natuur voor opgeofferd moet worden. Met kleinschaligheid worden we terug geworpen in de tijd, keuterboeren die 24/7 beschikbaar moeten zijn om zorg te dragen voor gewassen en vee, leuke wens, maar daar gaan niet veel mensen nog warm voor lopen. Juist schaalgrootte kan zorgen voor implementatie van technieken die besparingen kunnen geven op arbeid en meststoffen, door geautomatiseerde strokenteelt kan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen sterk afnemen. Stikstof uit kunstmest of reststromen veehouderij blijft nodig om de gewas productie te optimaliseren en voedselzekerheid te waarborgen tegen geld wat de consument er voor over heeft. Met intensieve landbouw blijft er meer grond over voor natuurontwikkeling. Biologische landbouw blijft een nichemark.
Jij kan zo in dienst bij de Rabobank, bv, hoogproductieve landbouw zoals in NL (1% vd bevolking zorgt voor het land, 100 koeien in de stal of 30.000 kippen), maar zo is het natuurlijk niet. Je kunt ook met 25% boeren het land bedienen, en dan hoef je geen 30duizend kippen te hebben per boer, maar is 100 ruim voldoende. merkwaardig dat dat nergens beseft wordt, en dat het steeds om extreem traditioneel (self supporting met beetje overschot voor boerenmarkten) of extreem intensief gaat. Bij de Fao denken ze nog wel in dat eerste model, al overdrijven ze daar dan ook weer flink. Zijn er nog wel realistische plannen op dit gebied? betwijfel ik soms wel eens.
Veel mensen hebben begrijpelijkerwijs een afkeer van grootschalige landbouw en verlangen terug naar de kleinschaligheid van vroeger, naar "Ot en Sien landbouw". Landbouw zonder zware landbouwmachines, (kunst)mest en bestrijdingsmiddelen. Als je op die manier landbouw wil bedrijven, heb je wel veel meer mensen nodig. Deze mensen moeten uiteraard een redelijk inkomen hebben, waardoor voedsel veel duurder wordt. Ook is er meer grond nodig om dezelfde opbrengsten te realiseren. Als gewas geoogst wordt, verdwijnen er, met dat gewas voedingsstoffen uit de kringloop. Die voedingsstoffen/nutriënten moeten weer worden aangevuld, anders raakt de grond snel uitgeput. Vanouds wordt hiervoor dierlijke mest gebruikt, vanaf het begin van de vorige eeuw ook kunstmest. Een gedeeltelijk alternatief is groenbemesting. Een deel van het areaal wordt dan gebruikt om gewassen te verbouwen die stikstof uit de lucht binden of, ondergeploegd, de bodemstructuur helpen verbeteren. Ook kan bijvoorbeeld maaisel uit natuurgebieden of andere bronnen worden gebruikt, maar dat is slechts beperkt beschikbaar.
Rond 1800 woonden er maar 1 miljard mensen op deze aardkloot. Toch waren er regelmatig misoogsten met hongersnoden tot gevolg. Er was een permanent tekort aan nutriënten en door allerlei plagen ging bovendien veel van de (karige) oogst verloren. Om dit probleem op te lossen, werden nieuwe landbouwmethoden ontwikkeld. Dankzij deze moderne landbouwmethoden kunnen we nu 8 miljard mensen voeden. De wereld kan natuurlijk overschakelen op biologische landbouw, maar er is geen enkele garantie dat we daarmee 8 miljard mensen kunnen voeden. Als dit experiment mislukt, is de ramp niet te overzien. Durft u dit aan?
@dirk "Je kunt ook met 25% boeren het land bedienen, en dan hoef je geen 30duizend kippen te hebben per boer, maar is 100 ruim voldoende. " Onder het Ancien Régime werkte vaak meer dan 80 % van de mensen in de landbouw. In de moderne landbouw, met de ondersteunende bedrijven meegerekend, slechts enkele procenten. Als je echt naar 25 % wilt, heb je ca. 2,5 miljoen mensen nodig, die in de landbouw willen werken. Om dit enorme aantal te bereiken moeten we op grote schaal mensen gaan werven in het buitenland...
Uieteraard had ik het niet over NL, maar over de landen die de wereld wel voeden, en in de toekomst moeten gaan voeden, dus niet de 1000en nlse boertjes, maar de miljoenen in Amerika, Afrika, Azie, die allen per stuk niet in de schaduw van de nlse megaboeren kunnen staan, maar met elkaar wel het leeuwendeel van de wereldvoedsel voorziening verzorgen. In Afrika zijn nog heel wat landen waar 50% in de landbouw zit, dus progressie naar 25% is 100% winst. vergeet die paar NLse boeren dus maar als het om de wereld in totaal gaat, laat dat vooral niet over aan de rabobank.
Dat het BV niet om NL ging, blijkt uit zijn 10 miljard in de nabije toekomst....
@Bouwvarken - Of je hebt hier echt helemaal geen verstand van, of je bent aan het lobbyen voor de agro-industrie. Je beeld van kleinschaligheid is totaal los van de werkelijkheid. Ga eens kijken op de moderne biologische bedrijven die er zijn; dan zul je heel snel het woord kneuterigheid inslikken. Ze produceren iets minder (niet veel minder), hoeven minder hard te werken en verdienen meer. En, ze zijn geen slaaf meer van de bank, de veevoerleverancier, de chemicaliënleverancier en de meachanisatiebedrijven. Kortom: ze zijn vooral gelukkiger.
je komt hier tegenwoordig steeds meer lobbyisten tegen, die een slap doorzichtig verhaaltje vertellen,......................... hier weer een van de agro industrie.
@den Boer Bouwvarken heeft gelijk en de geschiedenis geeft hem ook gelijk. Geen kunstmest, geen chemische bestrijdingsmiddelen en dat wereldwijd, betekent simpelweg minder productie. En een hoger risico op misoogsten. Je moet je niet blind staren op de biologische landbouw in onze vruchtbare polders maar ook rekening houden met de armere gronden elders. In het verwende westen heb je nu al een probleem met de arbeidsvoorziening, die kan al niet meer zonder migranten.
Ik heb in Latijns Amerika, Afrika en Indonesie gewerkt, Frans, waar je drie soorten boeren naast elkaar bezig zag (bij ons is er maat eentje overgbleven, de rabobankboer): de voornamelijk self supporting, de Ot en Sien boer en de rabobankboer. Ik werkte altijd in dorp of achterland, en kreeg mijn melk, groente, eieren aardappels daar niet van die laatste, maar van de eerste twee soorten, spulletjes die zonder mechanisatie en inputs verkregen waren, en ik denk dat dat in hele zuidelijke wereld nog gewoon de gang van zaken is, en waar de FAO ook op inspeelt. Afrika krijgt nu wel al groot deel van zijn graan uit de Ukraine en Rusland, dus rabotype, maar komt faar nu van terug, vanwege de risico's en hoge prijzen.
@DenBoer Het probleem in Afrika is dat de elite met de rug naar landbouw en platteland is gekeerd. Hun machtsbasis ligt in de steden. Boeren interesseert ze niet. Investeren in landbouwontwikkeling en boerenemancipatie wordt overgelaten aan buitenlanders. Een groot deel van de boeren is noodgedwongen biologisch: ze werken zonder inputs. Het is goedkoper om te importeren. In Leiden is interessant onderzoek gedaan naar de achtergronden hiervan. De Afrikaanse boer is slecht georganiseerd in belangenorganisaties en coöperaties. Met zo'n groot percentage van de bevolking in de landbouw zou je anders verwachten. De landbouwvoorlichting in Kenya is slechter dan in de jaren zeventig zo heb ik mogen constateren.
Jaren 1980, Frans, draaide ik mee in het Grain legume project in Kenia, wij waren verantwoordelijk voor alle onderzoek en voorlichting aan voedselbonen in dat land, tweede voedselgewas direct na mais. Het gekke was dat de overheid daar voor bonenteelt type Rabobank was, voor export naar legermacht in Vietnam, bonen in blik, maar NL dat voedselproject doorduwde (door de strot? want geen enkele interesse in Kenia, eerder tegenwerking). Wat ik ook zag daar, de boeren wisten prcies hoe ze die bonen moesten telen en verhandelen, op de boerenmarkten en in de steden,voor heel redelijke prijs, er was geen enkele grote bonenteler, alles was van de kleine boertjes die dat tussen de mais in plantten. Hoe zou het elders gaan? Onze megateelt is wereldwijd van geen enkel belang, het gaat om de kleine en middelgrote boeren, tenminste, zolang ik leef , zoals ik het voor me zie. Wel is er daar zaadteelt (door onze jongens daar) voor onze sperziebonenproduktie, vanwege klimaat. Heeft niets met locale bonen te maken.
Nog iets Frans, cooperaties en organisaties, wanneer is dat begonnen in Europa? Nog niet zo erg lang geleden ergens in Denemarken meen ik, dus daar zijn ze in Afrika nog lang niet aan toe, vrees ik. Zelfs in onze Gouden Eeuw kwam al de kaas, het graan, groente en de melk en de eieren van het platteland ergens ver weg waar niemand van de geletterden (en zeker de regering niet) enig idee van had, lees Nicolaas Beets (" Ze zijn in de boet" " Wat zegt het schepseltje?").