Zoals de beroemde antropoloog Evans‑Pritchard ooit ontdekte in Sudan: identificatie met groepen is segmentair. Als ik een Amerikaan tegenkom voel ik me ineens heel erg Europees. Tegenover een Duitser voel ik me Nederlander. Praat ik met Amsterdammers, dan ben ik een trotse Rotterdammer. En tegenover tuig van Rotterdam-Zuid ben ik een kind van Noord. Maar wie heeft zich ooit Zuid‑Hollander gevoeld? Wat is de Zuid‑Hollandse identiteit? Ik kan me nog voorstellen dat een Fries of een Limburger zich identificeert met de provincie die dat gebied omvat. Maar zou iemand ooit kunnen zeggen: ‘Ich bin ein Zuid‑Hollander’?
Mijn provincie heeft een volkslied, geschreven door twee ambtenaren – hetgeen suggereert dat er best waarheid schuilt in het idee dat we toekunnen met minder raamkijkers. ‘Zuid‑Holland met je weiden en ’t grazende vee / je molens, je duinen, je strand en je zee’, begint de tekst. Het zal wel aan mij liggen – maar mijn omgeving bestaat niet uit molens en weiden, maar uit satellietschotels en stadsduiven. En daarbij voel ik me eigenlijk beter thuis dan bij koeienmest.
Volgende week zijn de verkiezingen voor Provinciale Staten. In 2007 was de opkomst landelijk 46 procent; in Rotterdam 36 procent. Dat is niet alleen omdat niemand zich identificeert met de provincie: veel zaken die de Staten beslissen zijn voor mensen volstrekt oninteressant. Natuurlijk heeft de provincie een aantal taken op het gebied van bijvoorbeeld verkeer en vervoer en ruimtelijke ordening – en daarnaast zoeken bestuurslagen voortdurend meer taken om hun eigen bestaan te legitimeren. Maar de meeste van die zaken kunnen beter worden beslist op landelijk of juist op lokaal niveau. Ik kan geen reden bedenken waarom ik als Rotterdammer zou willen meebeslissen over een bushalte in Gorinchem, of over de ‘molenbiotoop’ in Hazerswoude-Rijndijk.
Voor inwoners van grote steden geldt dat in nog sterkere mate. De regio Rotterdam en zeven andere regio’s in Nederland hebben een stadsregio: een extra tussenlaag die gevormd wordt door raadsleden en wethouders uit de omgeving. Die stadsregio – en niet meer de provincie – beslist bijvoorbeeld over de huisvesting en het openbaar vervoer bij mij om de hoek. Ik zou liever de vertegenwoordigers van die regio kiezen, dan Statenleden die zich vooral druk moeten maken over onderwerpen als de bestrijding van muskusratten (een hot topic in vrijwel iedere provincie!).
Wat mij betreft mag de provincie Zuid-Holland morgen ophouden te bestaan. Maar zolang dat niet gebeurd is, ga ik volgende week woensdag toch stemmen. Niet alleen omdat ik de inwoners van Oude-Tonge ook graag een ambulance gun als ze een hartaanval krijgen, en daarom liever de SP aan de macht zie dan de VVD. Vooral omdat de leden van Provinciale Staten de Senaat kiezen.
De Eerste Kamer is ook een relict uit het verleden. Bedacht om de belangen van de koning en de adel te beschermen, en later in stand gehouden om vooral niet ál te democratisch te worden. Maar zolang de Senaat nog bestaat, zou die wel kunnen zorgen dat de tsunami van het rechtse kabinet flink ingedamd wordt. Dan worden hopelijk bijstand en Wajong niet uitgekleed, krijgen leerlingen met problemen misschien nog wel begeleiding, kunnen gewone mensen nog wél studeren, worden ziekenhuizen geen winstfabrieken, en gaan arme huurders niet nog meer meebetalen aan de villa’s van Lotto-winnaars. Het zal mij aan mijn derrière oxideren of er zout water in het Volkerak-Zoommeer stroomt: ik wil niet eens weten waar het ligt. Maar de verkiezingen van 2 maart zijn óók de eerste – en misschien wel de laatste – kans om te voorkomen dat mensen die geen Jansen heten straks niet meer met de bus mee mogen. Daarom ga ik júist stemmen woensdag, en ik hoop dat de rest van verstandig Nederland dat ook doet. Juist als anderen thuisblijven, telt je stem extra mee.
Dit artikel verscheen eerder op de weblog van Kevin Levie