Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Hoe links en rechts strijden voor een nieuw paternalisme

  •  
08-08-2021
  •  
leestijd 10 minuten
  •  
383 keer bekeken
  •  
identiteit

© Afbeelding: Gerd Altmann

Rechts wil de samenleving wortelen in een gedeelde cultuur en links strijdt juist voor de identiteit van het individu en brengt een ode aan het verschil. Ongewild en onbedoeld beperken ze daarmee allebei de openheid en vrijheid in het publieke debat.
We leven in fascinerende tijden. Ik schrijf al jaren vrijwel dagelijks over wat me opvalt en ik denk dat ik dat doe omdat we op een groot kantelpunt staan. Een kantelpunt zoals ook de Franse Revolutie een kantelpunt was. Voordat corona uitbrak waren er veel discussies over identiteit en cultuur. We moesten weer trots zijn op ons land, de vlag hijsen, op schoolreisje naar het Rijksmuseum en breder was er een gesprek over wat onze cultuur eigenlijk is en wie daarbij hoort en wie niet. Baudet dreef dit op de spits door te spreken over de homeopathische verdunning van ons volk en door te stellen dat de eens zo rijke Europese cultuur door alle invloeden van buitenaf een ruïne is geworden. In vrijwel heel Europa werd een nieuwe geschiedenis geconstrueerd om Europeanen weer een identiteit te geven.
Deze discussie verdween wat naar de achtergrond toen corona uitbrak en mensen die geen zin hadden in maatregelen al snel wetenschappers, politici, rechters, journalisten en politieagenten begonnen te wantrouwen en daarmee vrijwel alle instituties van onze rechtsstaat op losse schroeven zetten. Eerst was er dus een hang naar identiteit waarbij men iedereen minachtte die niet vast wilde houden aan oude tradities of weigerde zich te herkennen in een gedeelde geschiedenis en daarna wantrouwde men alles wat ons land tot ons land maakt. Zo raakte men dus meer en meer op drift. We weten blijkbaar niet meer wie zijn, waar we thuishoren en wie ons en onze vrijheid beschermt of juist probeert af te pakken. We lijken aan onszelf overgeleverd en creëren onze eigen strohalmen en waarheden om staande te blijven. Al grijpen we ons daarbij niet zelden vast aan de meest dwaze verhalen.
Nu corona wat meer op zijn retour lijkt – of nu we wat meer aan het virus gewend zijn – lijken we terug te keren naar de vraag wie we zijn, wie we mogen zijn en of er wel een plek is om te zijn wie we willen zijn. Rechts doet dat nog steeds door het beschrijven van een gedeelde cultuur en links doet dat door juist de nadruk te leggen over de – fluïde – identiteit van het individu. Bij dat laatste lijkt het wel of van alle kanten mensen hun zelfbeeld tonen en aan de samenleving vragen of het oké is om te zijn wie ze (menen te) zijn. Dat is fascinerend om te zien. En vervreemdend ook, omdat het zich tonende individu zich snel miskend voelt en daardoor allerlei eisen stelt om geaccepteerd te kunnen worden. Dat maakt de samenleving steeds complexer en geeft burgers steeds vaker het gevoel dat ze het niet goed doen, waardoor de zin om verschillen te omarmen steeds meer onder druk komt te staan.
Ook ik loop hierin vast. Ik ben opgegroeid tussen veel verschillende mensen. Mijn opa en oma hadden een meervoudig gehandicapte buurjongen die ik regelmatig zag, neefjes waren geadopteerd of verwekt door een gekleurde ouder, op de basisschool speelde ik met kinderen uit allerlei culturen, ik liep al op jonge leeftijd tussen mensen die dakloos of verslaafd waren of binnen de GGZ woonden, ik heb al mijn hele leven vrienden met allerlei seksuele voorkeuren, geloofsovertuigingen of culturele achtergronden en dat alles was nooit een issue. Toen op een stage bij de GGZ iemand ooit tegen mij zei dat gelijkwaardigheid heel belangrijk is, had ik geen idee waar ze het over had. Ik kende geen ongelijkwaardigheid. Ik ging met iedereen normaal om en besprak met iedereen de problemen die bij mijn, hun of ons leven hoorde. De ene vriend worstelde met geld, de andere persoon met relaties, weer een ander had moeite op school en weer een ander werd geweigerd bij een discotheek of twijfelde over op ze op mannen, vrouwen of allebei viel. We bespraken dat, zochten naar oplossingen en hadden het verder prima. En als mensen niet konden praten – zoals de buurjongen van mijn opa en oma – zocht ik andere manieren om het leuk te hebben. Dat ging prima.
Ik vond het leven tegelijkertijd een hachelijke zaak en ik wist lang niet wat precies de bedoeling van het leven was. Ik vond echter dat we allemaal in hetzelfde schuitje zaten en het maakte me echt niets uit wat mensen in alle twijfels en onzekerheden met hun tijd op aarde deden en hoe of met wie ze die door wilde brengen. Ik ging met iedereen om en vond alles oké. In de zoektocht door het leven vonden we elkaar.
De laatste tijd is dat een probleem. Mijn vrienden en kennissen zijn gewoon hetzelfde, maar inmiddels word ik me vrijwel voortdurend bewust gemaakt van verschillen in de rest van de samenleving. Ik moet blijkbaar iets vinden van mannen die in jurken lopen, van vrouwen die zich niet als vrouw willen zien, van mensen die niet naar geslacht kijken maar gewoon op mensen vallen, van mensen die in een verkeerd lichaam geboren zijn en daarmee worstelen omdat ze dan blijkbaar ‘geslacht-bewust zijn’ waardoor ze mensen met een genderneutrale opvatting kunnen kwetsen en noem maar op. Ik moet er allemaal iets van vinden, want als ik roep dat ik het allemaal prima vind – zoals tot voor kort dus – ben ik onverschillig, kom ik niet op voor gemarginaliseerde groepen en ‘blijf ik lekker in mijn eigen bubbel zitten’. Het is allemaal maar lastig en als ik benoem dat ik het lastig vind, krijg ik te horen dat het komt dat door mijn ‘white fragility’ en dat ik makkelijk praten heb als witte man die het geslacht waarmee hij geboren is blijkbaar prima vindt. Als zogeheten cisman heb ik blijkbaar geen enkel recht van spreken en moet ik in het debat mijn plek weten; die van zwijgende partij die toch begaan moet zijn en openlijk verschil erkent. Of zoiets dergelijks.
Het zet me klem en laat me dikwijls met stomme verbazing achter. Zo werd ik laatst tijdens een lezing over filosofie onderbroken door een meisje dat riep dat alle filosofen welgestelde witte mannen waren niets tegen de slavernij deden. Toen ik als reactie iets vertelde over de Arabische en islamitische filosofen die in de 11e en 12 eeuw de oude Griekse geschriften van met name Aristoteles weer naar Europa brachten en daarmee het christendom in verlegenheid brachten en hoe islamieten toen meer ‘verlicht’ leken dan de moslims van nu en de christenen van toen, kwam er geen reactie en geen gesprek. Alle witte mannen waren fout, zijn fout en blijven fout. Soms wordt me zelfs gezegd dat ik me als witte welgestelde man even niet in een discussie moet mengen. Dat is nogal wat. Als iemand anders zou zeggen dat een zwarte gemarginaliseerde man beter even ergens weg kan blijven is het huis te klein. En terecht. Alle stemmen doen er toe en iedereen moet een plek in kunnen nemen en zijn of haar stem kunnen laten horen. Ik zou zo graag willen zeggen dat iedereen lekker zijn eigen leven moet leven, dat alles prima is zo lang we elkaar de ruimte gunnen en dat ik voor iedereen in de bres zou springen als de vrijheid of eigenheid ergens wordt geblokkeerd. Zo heb ik dat altijd gevonden en gedaan en zo vind en doe ik dat nog steeds. Blijkbaar is dat nu verkeerd.
Wat deze tijd mij wel leert is dat Simone de Beauvoir helemaal gelijk had toen ze in de ‘tweede sekse’ schreef dat ‘je niet als vrouw geboren bent, maar tot vrouw wordt gemaakt’. Alles lijkt inderdaad een artefact van de cultuur. De natuur heeft de woorden ‘man’ en ‘vrouw’ niet bedacht en de natuur heeft ook geen beschrijving gegeven over hoe we ons dienen te gedragen. We weten eigenlijk alleen dat er mensen met een piemel en mensen met een vagina zijn en de rest zijn verhalen die we onszelf en elkaar vertellen en die we bestendigen in de werkelijkheid. Al kijken we voor die verhalen vaak naar hoe dieren het doen, maar inmiddels weten we ook dat wat gewoon is voor dieren voor een mens niet normaal hoeft te zijn. Het is zelfs een naturalistische drogreden om te stellen dat wat in de natuur – of bij dieren – gebeurt per definitie goed is. Werkgevers voeren nog wel eens reorganisaties of loonmatigingen door onder het mom van ‘het is eten of gegeten worden’, maar over het algemeen proberen we onze natuurlijke neigingen of primatenwetten in bedwang te houden. Dat noemen we dan cultuur of beschaving. We cultiveren wat de natuur ons gegeven heeft. Omdat we niet anders kunnen of omdat een ‘braakliggend terrein’ – de wilde natuur – ons geen rendement oplevert. Onze gegeven natuur wordt dus voortdurend bewerkt naar hoe we het willen hebben.
We komen nu in een tijd terecht waarin mensen sowieso niet accepteren wat – al dan niet door de natuur – gegeven is. We krijgen te maken met een generatie die is opgegroeid in een wereld waarin vrijwel alles op maat is en waar weggeswiped kan worden wat niet bevalt. Zo kun je omgaan met de apps op je eigen telefoon, maar of je zo ook kunt omgaan met een samenleving waarin mensen ook wel eens iets anders willen zien of horen is de vraag. Rekening houden met elkaar wordt nog een opgave vrees ik. Veel jongeren vinden de buitenwereld saai, traag, onvoorspelbaar en niet interessant en zitten liever op YouTube, Instagram en vooral TikTok waar alles snel en dynamisch is en vooral past bij de eigen voorkeuren. Mijn dochter van tien gaat soms al zuchten als we een programma willen zoeken dat we allemaal leuk vinden en vaak kan ze het niet eens opbrengen het gekozen programma af te kijken. Ik hoorde al van vrienden met puberende kinderen dat het een hele strijd is ze te laten eten wat de pot schaft, omdat ze al iets gegeten hebben in de stad of liever zelf iets uitzoeken bij Thuisbezorgd. Het leven wordt een groot keuzemenu en geen keuze hoeft definitief te zijn; als het niet bevalt klik je gewoon weer even verder.
Dat gaat nog wat worden. Het is een kritische generatie die goed weet wat ze wil, maar het ook lastig lijkt te vinden als een ander iets anders wil of als ze zich wat moeten aanpassen. Ik ben er zeker niet tegen dat mensen hun eigen leven vormgeven en stevig een eigen plek innemen in de samenleving, maar ik vind het wel lastig als ze daarbij anderen de les lezen of van hun plek stoten als ze even hun zin niet krijgen of als dingen even anders zijn dan ze verwachten.
Dat lijkt in toenemende mate te gebeuren. De buitenwereld moet zich aanpassen aan de voorkeuren het individu alsof het een playlist op Spotify is en het individu kan, wil en hoeft niet meer te accepteren wat gegeven is. Door dit alles worden mensen zonder pardon gediskwalificeerd, zonder proces ontslagen en komen bepaalde woorden zonder verdere uitleg op een verboden woordenlijst. Dit betekent niet direct dat ‘we niets meer mogen zeggen’, maar wel dat we op onze woorden moeten passen of dat concerten worden gecanceld of films amper te zien zijn als de makers als ‘fout’ worden bestempeld. Het is waar dat mensen heel veel praten over wat ze niet mogen zeggen en daaruit zou je de conclusie kunnen trekken dat ze het dus wel mogen zeggen. Dat is echter flauw. Ik schreef onlangs over hoe optredens worden gecanceld of voorstellingen worden aangepast omdat de inhoud of de maker niet zou deugen. Het klopt dan dat ik in alle vrijheid mag zeggen dat ik een bepaalde voorstelling niet kan zien. Daar heb ik alleen geen reet aan als ik toch nieuwsgierig ben naar de voorstelling of het gecancelde concert. Ik mag me vrij bewegen in een huis met gesloten deuren en dat voelt dus onvrij. Doordat anderen woorden of voorstellingen afkeuren – wegdrukken of wegswipen – moet ik op mijn woorden passen en kan ik bepaalde voorstellingen niet meer zien. Dat tast de vrijheid dus aan, zowel voor de consument als voor de maker.
Het is wat alles op een hoop en door elkaar. Mogelijk leg ik verbanden die er niet direct zijn. Ik zal dat allemaal nog eens uitwerken en veel zaken heb ik al eerder uitgelegd. Ik maak me grote zorgen. Soms heb ik het gevoel dat we aan de vooravond staan van een grote catastrofe. Niet alleen doordat het weer steeds extremer wordt, maar vooral doordat we, zowel als samenleving als als individuen, meer en meer de weg kwijt raken en daardoor steeds minder openheid en vrijheid verdragen. Ik zag al de opkomst van extreemrechts – lees mijn bundel met brieven aan Baudet – die probeert te bepalen wie er wel of niet bij een groep mag horen en zie nu de opkomst van bevoogdend links die probeert uit te maken wie het meest verdraagzaam is en uit welke woorden en daden dat dan blijkt.
Ooit leek links te staan voor maatschappelijke vrijheid, maar inmiddels wordt die vrijheid – in mijn beleving – door links en rechts bedreigd en komen de partijen steeds meer tegenover elkaar te staan omdat ze zich beide niets willen laten zeggen en ze tegelijkertijd heel stellig zijn over wat een goede samenleving zou moeten zijn. Beide kampen graven zich in in hun eigen gelijk en ontmoeten elkaar daardoor steeds minder. Ik ben benieuwd wat daarvan het effect gaat zijn. Ik voorspel weinig goeds. Openheid, vrijheid, veiligheid, verdraagzaamheid en vertrouwen waren soms al ver te zoeken en we stoppen die ingrediënten voor een prettige samenleving steeds verder weg. Dat kan haast niet goed blijven gaan. Tenzij rechts hun definitie van de dominante cultuur breder trekt en links zoekt naar mogelijkheden om individuen daarin een plek te geven zonder de acceptatie met verboden woorden en diskwalificaties aan anderen op te dringen.
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.