Vorige week herdachten we 4 mei en vierden we 5 mei. Vandaag herdenkt mijn stad Rotterdam het bombardement van 14 mei 1940. Mei is de maand waarin we geregeld lessen uit de geschiedenis proberen te trekken
Wie de klok een eeuw terugzet, ziet dat veel joodse Nederlanders niet eenvoudig emplooi vonden. Voor joden elders in Europa was het vaak niet anders. Katholieke bedrijven als C&A, V&D en Jamin boden vooral werkgelegenheid aan katholieke werknemers. De levensbeschouwelijke identiteit van werkgevers speelde een flinke rol in de aanname van het personeel. Van een diversiteits- en inclusiviteitsbeleid was nog geen sprake. Een van de weinige bedrijven waar Nederlanders met een joodse achtergrond wel aan de slag kwamen, was het door joodse Nederlanders opgerichte en geleide warenhuis De Bijenkorf.
Door het gebrek aan werkgelegenheid probeerden veel joodse Nederlanders het zelfstandig ondernemerschap uit. Een fors deel faalde en belandde in armoede. Maar een ander deel slaagde, en werd in toenemende mate succesvol.
Vandaag zien we het aantal hoog opgeleide biculturele Nederlanders met de dag groter worden. Vaak willen zij carrière maken binnen bedrijfsleven, overheid of andere maatschappelijke sectoren. Uit onderzoek blijkt dat zij slechts bij uitzondering doorgroeien naar hogere management- en directiefuncties. De homogene uitstraling in de top van organisaties moedigt hen bovendien niet aan te solliciteren; met hun zichtbare gebrek aan inclusiviteit vertellen veel werkgevers immers impliciet onze gemixte samenleving niet te begrijpen. Wat dat aangaat geeft de huidige Nederlandse regering het slechtst denkbare signaal naar de samenleving af.
De consequentie is dat biculturele Nederlanders vaker dan gemiddeld zelfstandig of semi-zelfstandig worden. Zo’n keus is voor de één succesvol, maar voor de ander niet. Zij die slagen zijn vaak zichtbaar, zij die falen veelal onzichtbaar. Twee jaar geleden maakte journalist Abdel Ilah Rubio voor het AD een inventarisatie van het aantal apothekers met een migratieachtergrond. Wat bleek? Veertig procent van de Rotterdamse apotheken werd gerund door landgenoten met een van oorsprong niet-Nederlandse naam – succesvolle Nederlanders met een Marokkaanse, Turkse, Chinese of andere biculturele achtergrond die farmacie hebben gestudeerd en voor veel Rotterdammers uiterst zichtbaar zijn.
De ergernissen over de multiculturele samenleving worden voor een deel veroorzaakt door die zichtbaarheid van maatschappelijke successen. De kritiek van sommige politici op het ‘te grote aantal niet-Nederlandse’ winkels in een stad als Rotterdam, spreekt wat dat aangaat boekdelen.
Niet de drugskoerier bestuurt die dikke BMW, maar de maatschappelijk geslaagde Marokkaanse, Turkse, Surinaamse of andere biculturele Nederlander. Naar hen wordt soms met jaloezie gekeken door autochtone Nederlanders met een zwakke maatschappelijke positie. Precies zoals in de vorige eeuw het vingertje werd gericht op succesvolle joodse Nederlanders.
Als de welvarendheid van een deel van multicultureel Nederland meespeelt in de onvrede over de superdiversiteit in ons land, hoe richten we dan een samenleving in waar die zichtbare successen niet worden beantwoord met het telkens weer onder vuur nemen van onze alsmaar gemixter wordende populatie?
Dat is de vraag waar politiek Den Haag zich in de toekomst veel vaker op zou moeten richten.