Het studievoorschot: warme intenties, maar nog niet compleet
• 01-06-2014
• leestijd 4 minuten
De logische conclusie, studiefinanciering voor alle studerende volwassenen, is nog niet getrokken
Je zou het een warm stuk kunnen noemen, het akkoord over een sociaal leenstelsel, inmiddels Het studievoorschot gedoopt. Met de intenties om “onze kinderen het beste onderwijs … in de wereld” te bieden is niets mis. Maar ze zijn niet compleet en de uitwerking rammelt, is in de kern bizar.
Bizar: basisbeurs = extra lening Die kern is dat een bepaald bedrag, de basisbeurs, voortaan een lening zal zijn. Dat is werkelijk bizar, bijna willekeurig. Het rentepercentage is minstens zo belangrijk voor de hoogte van de studieschuld, die weer essentieel is voor de toegankelijkheid. Het maakt nogal wat uit of de rente 0,81% is of 10%. Om dat te ondervangen moet de wet voorzien in ijk-studieschulden die vervolgens met de geldende rentepercentages (en de terugbetaalnormen) worden teruggerekend tot leenbedragen. Zonder zo’n stabilisatiemechanisme is de wet niet bestendig en is er of te veel of te weinig lening.
Het eerste werpt drempels op waardoor teveel onderwijsgeld van arm naar rijk gaat, het tweede vraagt te weinig eigen bijdrage van de studerenden waardoor evenzeer teveel onderwijsgeld van arm naar rijk gaat. Immers, de reden van het nieuwe beleid is eerlijkheid: “het is on-rechtvaardig dat de bakker moet betalen voor de beurs van de advocaat” – waartegenover dus staat dat het kind van de bakker wel moet kunnen studeren.
Uitgangspunt scherper Het was vast niet tot de genoemde bizarre uitwerking gekomen als het uitgangspunt scherper was geformuleerd. Essentieel, maar niet genoemd, is dat tot en met de leerplicht iedereen onderwijs ontvangt. Dat betekent dat iedereen uiteindelijk, zij het op een later moment, zijn eigen onderwijs betaalt. De eerlijkheid zit hem dan daarin dat iedereen naar draagkracht bijdraagt – de bijvangst is een kleinere overheid (slanke regeling, slanke uitvoering, vergelijk de kinderbijslag).
Maar voorbij de leerplicht, zeg 18 jaar, zijn ontvangers en betalers niet langer dezelfden. Het is dit onderscheid dat vergt dat niet meer geld stroomt van belastingbetalers naar volwassen studerenden dan nodig is in het belang van een goede onderwijstoegankelijkheid. Dat onderwijs maatschappelijk nuttig is, is zo bezien voor de hoogte van de lening niet van belang.
Tegelijk zorgt de hier bepleite directe koppeling tussen uitgangspunt en leenbedrag er automatisch voor dat ook diegenen aan hun trekken kunnen komen die liever zien dat de gemeenschap (meer) solidair is met studerenden. Zo’n solidariteit veronderstelt immers een gelijkere inkomensverdeling; via de directe koppeling vertaalt deze zich dan in een lagere terugbetaalcapaciteit, dus in bijbehorende lagere leenbedragen.
Van 18 tot 60, ook deeltijd Het scherper geformuleerde uitgangspunt vergt één studiefinanciering voor voltijds en half- en deeltijds studerenden van 18 tot 60 jaar. Door in de plannen vooral uit te gaan van “onze kinderen” wordt mensen de kans ontnomen om op een later moment onderwijs te volgen en blijft toch nog weer onnodig geld van arm naar rijk gaan. Het is een gotspe dat iemand na zijn dertigste niet meer zou kunnen gaan studeren om haar positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Dat is ook essentieel voor de economische veerkracht. Geef mensen de kans hun lot in eigen hand te nemen. Hieraan zouden de vrijkomende gelden in eerste instantie moeten worden besteed.
Kortom, zorg voor een volwassen beleid in plaats van (zelf)bediening van traditionele groepen. Dat in de plannen oudere studenten wel (alleen) het collegegeld kunnen lenen, benadrukt alleen maar het genoemde gebrek. Immers, alleen zij die dit zich kunnen permitteren, ontvangen dan het kosteloze deel van het onderwijs gratis.
Ov-kaart hoort niet Op zich klinkt het aantrekkelijk de jonge doelgroep te faciliteren met een ov-kaart. Maar waarom dan ook niet allemaal een telefoonabonnement? Met de ov-kaart maakt de overheid zich schuldig aan verkeerde aanwending van overheidsmacht. Dat werkt ook marktverstorend. Destijds is de ov-kaart in het leven geroepen omdat de automatisering van reiskostenvergoedingen in het nieuwe stelsel van 1986 te hoog was gegrepen. Inmiddels zijn we verder en barst het van de reis- en routeplanners. Dus geef reiskosten op maat (of als een vast bedrag) en hou op met het pamperen van “onze kinderen”; laat de volwassen studerenden zelf hun (reis)prio-riteiten stellen, in hun eigen belang.
Completeren Het is goed dat het rechtvaardigheidsprincipe eindelijk prevaleert – al te veel onderwijsmiljarden zijn in het verleden onnodig opgebracht. Maar de logische conclusie, studiefinanciering voor alle studerende volwassenen, is nog niet getrokken. En de vertaling van het principe in het juiste leenbedrag ontbreekt nog. Daaraan doet niet af dat de terugbetaling met de nodige garanties is omgeven. Inmiddels is de aflos-periode opgerekt tot 35 jaar. Dat begint al aardig op een onderwijsbelasting te lijken. Kies dan echt: blijf op de leentoer (met een vanuit de studieschuld teruggerekend leenbedrag) of ga op de aanslagtoer (per studiefinancieringsmaand betaal je zolang zoveel per maand terug), dit alles tenzij het inkomen tekort schiet.