Het ongelijk van minister Ploumen
• 02-08-2015
• leestijd 2 minuten
Waarom ik de minister heb uitgedaagd om met mij te debatteren over Afrikaanse jongeren
Het gebeurt vaak dat politici prachtige woorden gebruiken en er mee weg komen zonder dat iemand er kritisch naar kijkt. Minister Lilianne Ploumen van Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking probeert al enig tijd ons te overtuigen dat wij het probleem van bootmigranten kunnen oplossen door 50 tot 500 miljoen euro in de Noord-Afrikaanse economie te investeren (De 50 miljoen doneert de minister aan Nederlandse MKB’s die in Noord-Afrika willen opereren, de 500 miljoen euro moet via de Europese commissie in de private sector in Afrika worden geïnvesteerd).
Daarnaast is de aanname van de minister dat positieve economische ontwikkeling tot minder emigratie leidt compleet fout. Professor Hein de Haas legt dat aan de hand van beschikbare data
op zijn blog uit en verklaart tegen
oneworld.nl :
Ontwikkeling in armste landen geeft mensen de middelen en verhoogt ambities en zal daardoor onvermijdelijk tot veel meer lange-afstandsmigratie leiden.
Dat duizenden Afrikaanse jongeren hierdoor mensensmokkelaars omarmen, negeert de minister. Zij kiest er voor om ons met prachtige retoriek te vertellen dat het beter is dat Afrikaanse jongeren in het continent blijven. Omdat het ‘Paradijs dat zij in Europa zoeken niet bestaat’, verklaarde zij in de Volkskrant van 26 mei j.l. Lekker makkelijk. Mobiliteit is een intrinsiek mensenrecht. Moeten Afrikaanse jongeren diegenen zijn die gewoon op één plek moeten blijven? Waarom vertelt de minister niet dat het open gooien van grenzen
juist economische voorspoed voor zowel Europa als Afrika oplevert? Wie rechtvaardigheid wil en Afrikanen wil helpen, moet het dus ook durven hebben over een systeem dat Europa voordelen geeft en Afrika nadelen toekent.
Ik heb besloten om de minister een brief te schrijven en haar uit te nodigen om met mij in debat te gaan.
Ik kan niet anders dan u uitnodigen om een waarachtige discussie met mij te voeren. U en ik, twee stoelen, met of zonder gespreksleider, alle feiten op tafel en ieder punt op de agenda. Het mag op televisie of in een debatcentrum zijn. Het mag op uw ministerie zijn, het mag op een evenement zoals Afrikadag, het mag zelfs bij u of bij mij thuis zijn. Bent u bereid om op mijn verzoek in te gaan? Ik beloof dat ik mij goed zal voorbereiden op het gesprek.