Weer een akkoord, weer een nieuwe start. Had dit zoveelste akkoord eigenlijk al een naam?
Drie mannen in een stemmig zwart decor: Alexander Pechtold, Arie Slob en Kees van der Staaij, D66, ChristenUnie en SGP. “Mannenbroeders” noemde CU-voorman Arie zijn nieuwe vrienden. Kees glom. Alexander keek een tikkeltje bedenkelijk. Mannenbroeders; niet echt zijn taal, maar dat van de bijbel die zojuist aan het paars was toegevoegd.
De mannenbroeders van de coalitiepartijen keken toe; vanaf de zijkant. Ze hadden grote concessies moeten doen om hun politieke hachje te redden. Nu was de vloer voor de oppositie, hoewel dat in het geval van Kees en Arie geen heel gelukkige vergelijking is; mannenbroeders hebben het namelijk niet zo op frivoliteiten als een dansvloer.
Mannenbroeders. In mijn herinnering is dat de kerk waar in het zwart geklede mannen in strakke formatie de dominee volgden richting de kansel. Een ferme handdruk, “Gods zegen”, daarna een stil gebed. Mannenbroeders. De smaak van zachte pepermuntjes uit oma’s tas die ons tijdens de preek werden toegestopt. De geur van opgewreven eikenhout dat zich vermengde met de koeiengeur die uit de kleding dampte van het boerengezin een bank verderop.
Mannenbroeders. Dikke zondagse jassen met vette kraag, vrouwen met hoedjes, te hard zingende mannen en slapende pubers. Mannenbroeders. Vrouwen met lange rok, wiebelende mannen tijdens het staande gebed en zware, bombastische orgelklanken galmend door een eeuwenoud gebouw. De zegen: “De HERE zegene u en behoede u; de HERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de HERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede.” Daarna nog even napraten voor de kerk en koffie bij opa en oma. Mannenbroeders. Zondagse chips, soep, kip en dan de zondagsschool.
Mannenbroeders. Het bepaalde een groot deel van mijn jeugd. Herinnering aan een tijd vol gemengde gevoelens. Vrijheidsdrang of geborgenheid, losmaken of jezelf wentelen in de vertrouwde omgeving. Een tijd die lang geleden voorbij ging, maar vrijdagavond een ongeëvenaarde revolte beleefde. De mannenbroeders uit mijn jeugd waren terug, volop in de spotlights. Als de redders van het land. Weer die gemengde gevoelens.
De heren gaven de microfoon broederlijk door aan elkander (een mooi mannenbroederwoord) en vertelden dat bijzondere tijden om bijzondere maatregelen vragen. Dat de tere bloem van de ontluikende economische groei niet in haar knop mocht worden gesmoord als gevolg van een politieke impasse. Wel snoeien, maar dan anders; goed snoeien is een vak. De negatieve spiraal moest worden gekeerd, eindelijk rust in de tent! Kees wiebelde tevreden heen en weer; net als de ouderlingen bij het stil gebed. Het was een avond vol mooie woorden. Eindelijk kon men aan de slag. Het land kon weer bestuurd gaan worden.
Ik hoorde het allemaal aan en had- net als heel veel andere mensen- zo mijn twijfels. Weer een akkoord, weer een nieuwe start. Had dit zoveelste akkoord eigenlijk al een naam? En met de herinnering aan mijn leven met de mannenbroeders kroop er zomaar opeens een psalm uit datzelfde leven in mijn hoofd. Ik denk dat een beetje mannenbroeder hem wel zal kennen. Het is een psalm 103 vers 8 die gaat over de kwetsbaarheid van het leven. En de tijd zal leren of de tekst ook symbool zal staan voor dit akkoord.
Gelijk het gras is ons kortstondig leven, Gelijk een bloem, die op het veld verheven, Wel sierlijk pronkt, maar krachtloos is en teer; Wanneer de wind zich over ’t land laat horen, Dan knakt haar steel, haar schoonheid gaat verloren; Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer.