Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen.

Het achterhaalde feminisme en de losse omgang met feiten van Jolande Withuis

  •  
02-12-2025
  •  
leestijd 5 minuten
  •  
2235 keer bekeken
  •  
Scherm­afbeelding 2025-12-02 om 14.34.20

Beeld: Boekhandel Donner/YouTube

Soms verschijnt er een opiniestuk waarvan je denkt: dit had in 1984 misschien indruk gemaakt, maar in 2025 niet meer. Jolande Withuis’ recente Volkskrant-column is precies zo’n stuk: vastgeklemd in een oud, vervuild feministisch frame, gevuld met selectieve aannames over de islam, en doorspekt met feitelijke onjuistheden die in een serieuze krant simpelweg niet thuishoren.

Withuis spreekt en schrijft al decennia over moslimvrouwen vanuit een feministisch paradigma dat allang is ingehaald door de werkelijkheid. Het is een wereldbeeld waarin emancipatie uitsluitend wordt gezien als een seculier project, waarin religie per definitie onderdrukking betekent en waarin moslimvrouwen vooral gered moeten worden van zichzelf. Het is het oude witte feminisme dat nooit echt afscheid heeft genomen van het koloniale idee dat “wij” weten wat “zij” nodig hebben.

Dit feminisme is blijven steken in een tijd waarin vrouwenrechten voornamelijk door een westers prisma bekeken werden. Moslimvrouwen met agency, intellect, religieuze overtuiging en eigen emancipatiestrijd bestaan simpelweg niet in dat frame. En dus schrijft Withuis alsof de wereld niet veranderd is, alsof we nog steeds leven in een tijd waarin vrouwen maar één pad naar vrijheid kunnen bewandelen, namelijk het pad dat zij zelf al dertig jaar predikt.

Het meest voorspelbare element in haar analyse is haar stelling dat de islam “een patriarchale religie” zou zijn. Het klinkt ferm, maar is inhoudelijk mager. Patriarchaat is geen eigenschap van de islam; het is een historisch fenomeen dat álle grote religies doortrekt. In het christendom waren vrouwenrechten eeuwenlang aanzienlijk beperkter dan in de vroege islam, waar vrouwen, al sinds de 7e eeuw, eigendom mochten bezitten, handel mochten drijven, contracten konden sluiten, werken en het recht op scheiding hadden. Maar deze feiten passen niet in het narratief van Withuis, en dus laat ze ze weg.

Wat overblijft is geen analyse, maar een karikatuur: een islam die statisch en onderdrukkend zou zijn, en moslimvrouwen die slechts kunnen ontsnappen door hun religie achter zich te laten. 

Wie haar stukken leest, ziet dat moslimvrouwen steeds weer gebruikt worden als instrument in haar eigen verhaal. Ze fungeren niet als zelfstandige denkers, wetenschappers, juristen of activisten, maar als voorbeeldmateriaal om haar punt kracht bij te zetten. Ze worden gereduceerd tot illustratie. Hun stemmen blijven afwezig. Hun geschiedenis, hun interpretaties en hun hervormingsbewegingen komen niet voor in haar wereldbeeld.

Dat is niet alleen ouderwets, het is schadelijk. Het versterkt precies dat paternalistische patroon waarvan moslimfeministen al decennia zeggen: stop hiermee, we zijn geen objecten in jullie emancipatie verhaal.

In haar recente Volkskrant-column schrijft Withuis:

“Niettemin was het effect van deze NSB-praktijk desastreus: Hirsi Ali verloor haar Nederlanderschap en moest het land uit.”

Het klinkt dramatisch, maar het is aantoonbaar onjuist. En dat is ernstig, zeker van iemand die haar reputatie heeft gebouwd op historische nauwkeurigheid.

Allereerst: Hirsi Ali heeft niet één "asielleugentje" vertelt, maar meerdere onwaarheden. Ze heeft zelf erkend dat ze niet alleen haar naam, maar ook haar geboortedatum, vluchtroute, huwelijksgeschiedenis en delen van haar familieverhaal heeft aangepast. Het minimaliseren daarvan tot één detail is geen journalistiek, maar mythologie.

Daar komt bij dat Withuis stelt dat familieleden hun eerdere verklaringen zouden hebben ingetrokken. Maar deze bewering wordt door geen enkele bron ondersteund, niet toen en niet later. Het is een gerucht dat door herhaling geen waarheid wordt.

Ook suggereert ze dat Zembla verantwoordelijk zou zijn voor het verlies van haar Nederlanderschap. Maar dat verlies heeft nooit plaatsgevonden. Het ging om een politiek voornemen van minister Rita Verdonk, volledig los van de uitzending.

En dan de NSB erbij halen: een vergelijking die zo historisch misplaatst en zo buitenproportioneel is dat ze vooral getuigt van onvermogen in plaats van analytische scherpte.

Wanneer de feiten op tafel liggen, blijft van Withuis’ betoog weinig meer over dan een constructie van verouderde aannames en selectieve interpretaties. Haar analyse is geworteld in een feministisch wereldbeeld dat zijn relevantie heeft verloren: een wereldbeeld waarin moslimvrouwen alleen bestaan als slachtoffers of als bewijsstukken, nooit als zelfstandige subjecten met intellectuele en religieuze autonomie.

De islam wordt in haar teksten steevast beoordeeld op manieren die ze nooit zou toepassen op andere religies, en de complexiteit van moslimvrouwen wordt gereduceerd tot een overzichtelijk drama dat precies past binnen haar eigen, beperkte schema. Wanneer daar ook nog feitelijke onjuistheden bijkomen over zaken die eenvoudig zijn na te trekken, verschuift haar bijdrage aan het debat van kritische analyse naar misinformatie. Het vervuilt de discussie en ondermijnt de geloofwaardigheid van iedereen die pretendeert vanuit kennis te spreken.

Een van de meest opvallende constante elementen in haar werk is haar fixatie op afvalligheid. Voor Withuis lijkt afvalligheid de enige route naar echte emancipatie te zijn. Vrouwen die breken met hun religieuze achtergrond gelden als bewijs van vooruitgang; vrouwen die hun geloof behouden, herinterpreteren of vanuit dat geloof strijden voor rechtvaardigheid bestaan in haar wereldbeeld simpelweg niet.

Het is een ideologische overtuiging die voorbijgaat aan de werkelijkheid dat emancipatie niet één vorm kent, maar vele. Wereldwijd putten vrouwen juist kracht uit hun religie. Ze gebruiken geloof als intellectuele bron, als juridisch kader, als maatschappelijk instrument en als spirituele energie om hun rechten op te eisen. Maar deze vrouwen, miljoenen van hen, passen niet in Withuis’ schema. En dus verdwijnen ze uit haar analyse.

Door afvalligheid tot maatstaf te maken, herhaalt Withuis het stereotype dat vrijheid alleen mogelijk is buiten religie. Het ontkent de hele geschiedenis van islamitisch emancipatie en miskent de agency van moslimvrouwen. Het is een star, eurocentrisch en reductionistisch idee dat meer zegt over haar ideologische vastgeroestheid dan over de vrouwen waar ze over schrijft.

Tot slot

In 2025 mag van opiniemakers worden verwacht dat ze niet terugvallen op de reflexen van het oude witte feminisme, dat ze geen religies selectief demoniseren en dat ze de feiten respecteren. Zeker wanneer ze claimen vanuit historisch bewustzijn te spreken. Kritiek op religie mag, scherp zelfs, maar nooit lui, selectief of aantoonbaar onjuist.

Ik wens Jolande Withuis geen stilte toe. Het debat heeft stemmen nodig.

Maar ik wens haar wél iets anders: helderheid, nauwkeurigheid en de moed om de oude frames die haar denken in de houdgreep houden eindelijk los te laten.

Want als er iets achterhaald is in deze discussie, dan is het niet de islam, maar het wereldbeeld van Withuis zelf.

Delen:

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.

Al 100 jaar voor