Agent Kats over de gevolgen huiselijk geweld, alcoholisme en omstanders die niet helpen
Agenten zijn ook maar mensen en de pijnlijke realiteit achter veel voordeuren raakt ook hen, ze hebben er immers vaak direct mee te maken. De Rotterdamse brigadier Piet Kats geeft het politiewerk een persoonlijk gezicht sinds hij gestart is met het beschrijven van zijn ervaringen op zijn eigen blog. In zijn jongste blogberichten schrijft hij over huiselijk geweld en hoe hij probeert het leven van een vrouw te redden terwijl een omstander toekijkt en vlucht. Het zijn hartverscheurende verhalen.
Kats beschrijft in ‘Sstt, mammie slaapt!’ hoe aangrijpend het probleem van huiselijk geweld is. Meestal is er drank in het spel. Vrijwel iedere dienst krijgen agenten er mee te maken, constateert hij. En doet dan zijn relaas over een afschuwelijk drama.
“We krijgen een melding dat iemand ijselijk gegil heeft gehoord in de woning van de buren. Het is een voor ons bekend adres. Bekend door huiselijk geweld. We zijn er de laatste tijd vaker geweest. Dus als een van de buren belt dat er ijselijk gegil in de woning is gehoord, gaan we er direct op af. Er woont een gezin, bestaande uit vader Kees, moeder Truus en Mientje, een kind van een jaar of vier oud (namen gefingeerd). Kees en Truus zijn beide werkloos en leven van een uitkering. Ze zijn allebei alcoholist en hebben een zogenaamde knipperlichtrelatie. Met tussenpozen gaat het steeds weer mis in de relatie. Truus gaat dan met Mientje een tijd weg naar familie, maar trekt vervolgens toch weer bij Kees in. Ondanks de vele gesprekken met de collega’s en instanties blijft Truus terugkomen. Kees is al enkele keren aangehouden voor mishandeling van Truus en dit gaat van kwaad tot erger. Truus weigert telkens aangifte te doen, omdat Kees toch nog zo ‘lief‘ is.
Piet Kats vertelt dat hij bij de woning arriveert en probeert te achterhalen wat er aan de hand is.
We kunnen niet in de woning kijken, alleen door de brievenbus. Het lijkt erop dat er binnen niks aan de hand is, maar ik weet dat schijn kan bedriegen. Zeker gezien de voorgeschiedenis van dit gezin. We besluiten aan te bellen. Omdat niemand hierop reageert, bonst mijn collega vervolgens op de deur. Dan horen we dat Mientje komt aanlopen en mijn collega en ik kijken samen, op onze hurken, door de brievenbus. Dan slaat de schrik ons om het hart. Het kleine meisje zit onder het bloed. Ze ziet ons, zet haar vinger tegen haar lippen en zegt: ‘Sstt, mammie slaapt!
De moeder blijkt op de grond te liggen, haar gezicht zit onder het bloed, een vaas ligt in scherven op de grond. De vader wordt gearresteerd nadat hij roept dat ze ‘er zelf om heeft gevraagd’. En het kind? Aan de bloedvegen is te zien dat ze getracht heeft haar getroffen moeder te troosten.
Mientje zit inmiddels weer op de grond bij haar moeder en wil weer met haar knuffelen. Als ik haar rustig bij haar moeder weghaal, begint ze te huilen en roept dat ze bij mammie wil blijven. Mijn hart breekt. Ik sla mijn armen om haar heen en probeer haar gerust te stellen. Inmiddels arriveren de ambulancecollega’s, die zich over Truus ontfermen. Ze wordt al snel ingeladen in de ambulance en met een spoedtransport overgebracht naar het ziekenhuis. De collega’s van de recherche ontfermen zich over de kleine besmeurde Mien en nemen de zaak van ons over. Op het bureau vang ik nog een glimp van Kees op die naar zijn cel gebracht wordt. Ik koester een diepe haat tegen deze man en steek dit tegenover de collega’s niet onder stoelen of banken. Het is een natuurlijke reactie, maar niet professioneel. Ik word er door bevangen. Drie dagen na het incident krijg ik te horen dat Truus aan haar verwondingen is overleden.
In zijn laatste blog ‘Soms loopt het anders’ beschrijft de agent hoe een bejaarde man hem aanspreekt omdat zijn vrouw geen kik meer geeft in de auto. De agent heeft hij zojuist een reanimatiecursus afgerond, ondanks een geblesseerde arm, maar hij laat zich niet kennen en verleent de noodzakelijke hulp.
Ik start de reanimatie en kijk tegelijkertijd om mij heen of er iemand in mijn buurt is die mij kan helpen. Gelukkig, er komt een fietser aan. Ik roep naar de man of hij wil helpen. Het gekke is dat hij mij aankijkt, blijft aankijken, om vervolgens voorbij te fietsen. Kennelijk ziet het eruit of ik hem voor de gek houd. Dan komt gelukkig een collega, Monique, aanlopen. Ze vertelt mij dat ze me niet kan helpen met reanimeren vanwege een flinke blessure. Ik vraag haar om dan de oude man op te vangen die verslagen rondloopt. Dan komt collega Paul aanlopen. Hij kijkt mij met een verbaasde blik aan als hij mij bezig ziet met de reanimatie. Het is net of hij zich afvraagt waar ik nou weer mee bezig ben. Ik vraag aan Paul of hij onmiddellijk de meldkamer wil bellen om een ambulance en mij wil assisteren met reanimeren.
De ambulance komt, maar de hulp mag helaas niet meer baten.
Ik heb wel medelijden met de oude man, omdat hij eigenlijk zo respectvol aan mij vroeg hem te komen helpen. Ik hoop niet dat het mij ooit een keer overkomt, maar als ik zoiets zou meemaken dan zou de gehele omgeving weten dat er iemand onwel is geworden in mijn auto. Het bleek dat de oude man al zeker tien minuten, met zijn in elkaar gezakte vrouw naast zich, had rondgereden en toen bedacht dat er in de buurt van het politiebureau Boezembocht wel eens een agent kon lopen die hij zou kunnen aanspreken. (…) Tijdens de rit naar huis lukt het me haast niet om normaal te schakelen. Ik heb twee weken lang geweten dat ik gereanimeerd heb. Ik heb het uiteraard voor dit goede doel over gehad, alleen jammer dat het zo triest is afgelopen met de vrouw.”
De blogs van Kats zijn miniatuurtjes die de lezer een inkijkje geven in het werk van een ‘gewone’ agent. Werk dat weliswaar vaak in het nieuws is maar waar heel veel mensen toch nauwelijks weet van hebben.