Het laatste Living Planet Report van het Wereldnatuurfonds laat zien dat wij, de mensheid, op een ramp afkoersen die zijn weerga niet kent. De biodiversiteit is sinds de jaren zeventig met zo’n 30 procent gedaald, en die daling zet zich voort. Het overgebruik van de biocapaciteiten van de aarde gaat naar de 50 procent en uitgaande van de actuele trends zullen wij omstreeks 2050 bijna drie aardbollen nodig hebben. Voeg daar bij de recente gegevens van het VN Ontwikkelingsprogramma over de voortdurende massale armoede in de wereld en de zeer ongelijke inkomensverdeling, dan zou je verwachten dat er grote ongerustheid is, ook op politiek niveau. Want waar kunnen dergelijke tendensen anders op uitdraaien dan op grote tekorten aan bestaansmiddelen, op omvangrijke migratiestromen, en op diepgaande en gewelddadige conflicten? De aarde overleeft dit wel, maar geldt dat ook voor de mensheid?
Deze opstelling en praktijken doen bij mij steeds meer de rechtsvraag bovenkomen: hoe moet deze afwezigheid van beleid beoordeeld worden in het licht van de vele tegenwoordige en de nog meer toekomstige slachtoffers daarvan? Mij lijkt dat de kwalificatie ”grove nalatigheid” steeds meer op zijn plaats is. En misschien zelfs het oordeel van “misdaden tegen de menselijkheid”. Want hoe je het ook wendt of keert, tegen de achtergrond van wat aan relevant beleid mogelijk is, moet geconstateerd worden dat steeds meer sprake is van grootschalige inbreuken op de mensenrechten.
Want relevant beleid is mogelijk. De internationale gemeenschap had al lang stelsels kunnen ontwikkelen die erop gericht zijn de ergste noden in de wereld te verlichten. Nederland had zich daarvoor kunnen inzetten en het goede voorbeeld kunnen geven. Dan hebben we het niet over charitas die betekent dat mensen steeds hun hand moeten ophouden en dan maar moeten afwachten wat er van komt. Nee, gewoon stelsels van zekerheid en verzekering die de erkenning van rechten op voedsel, kleding, onderwijs, gezondheidszorg en zo meer, materiële inhoud zouden hebben gegeven in plaats van “lip service”. Het zou een flinke cent gekost hebben maar die voortgaande opstapeling van consumpties die wij plegen, hebben, economisch gezien, toch weinig marginaal nut. En krimp in de (materiële) consumptie is onvermijdelijk geworden nu allerlei biocapaciteiten schaarser worden.
Ook hadden wij al eerder een einde kunnen maken aan het beleid van economische groei dat – als je goed kijkt – het tegendeel daarvan blijkt op te leveren. Dat gekoppeld aan een stelsel van eerlijk rekenen had kunnen leiden tot een prijsbeleid dat alle werkelijke kosten en schaarstes zou doen weerspiegelen in de prijzen. Een dergelijke aanpak zou natuurlijk in strijd kunnen komen met het vrijhandelsbeleid waartoe de WTO en de EU ons verplichten. Maar ja, gezien het steeds duidelijker wordende falen van de neoliberale economie wordt het toch tijd om een andere weg in te gaan, de weg van bijvoorbeeld “managed trade”.
Zo hadden wij op vele terreinen beleid van structurele hervormingen kunnen doorvoeren die de economie duurzaam en solidair zouden hebben gemaakt. Over allerlei onderwerpen (als belastingen, investeringen, handel, werkgelegenheid, financieel stelsel, inkomens, zorg, vervoer, regionalisering, innovatie, economische statistieken) zijn er voorstellen gedaan die de begrippen duurzaam en solidair daadwerkelijk operationeel maken, ook in het economische beleid. Zie alleen al de ideeën, plannen en voorstellen die zijn ontwikkeld door mensen als Herman Daly, Susan George, Tim Jackson, Lester Brown, Serge Latouche, Joseph Stiglitz, Bob Goudzwaard en Harry de Lange, Willem Hoogendijk, Roefie Hueting, Peter Tom Jones, instellingen als de New Economics Foundation, Research and Degrowth, en het Wereld Sociaal Forum, om maar enkele te noemen. In Nederland zijn vergelijkbare voorstellen gedaan door sociale bewegingen als Urgenda, de Alliantie Fair&Green Deal, de vakbeweging, en ons Platform Duurzame en Solidaire Economie met de Verklaring van Tilburg. Ik herhaal, op al die terreinen had Nederland internationale initiatieven kunnen nemen, en zelf het goede voorbeeld kunnen geven.
Daar komt bij dat wij ons niet meer kunnen verschuilen achter de idee van de natiestaat, zeker economisch niet. Mede als gevolg van de neoliberale globalisering van de laatste decennia is de nationale economie opgegaan in de wereldeconomie. Daarvan hebben de Nederlanders geprofiteerd, wij behoren tot de 20 procentrijksten van de wereld. Onze welvaart wordt voortgebracht door de inzet van menskracht en natuurlijke hulpbronnen vanuit de hele wereld. Wij zijn, economisch gezien, allereerst wereldburgers, en dat ondanks ideologisch geladen denkbeelden op grond waarvan sommigen, bijvoorbeeld, “Nederland Nederlandser” willen maken. Wat elders in de wereld gebeurt met natuur en milieu en met mensen, dat is ook onze zaak.
Gezien de urgentie van de vraagstukken en de beschikbaarheid van alternatieven blijft het verbazing wekken dat neoliberale opvattingen, zeker in Nederland, richtsnoer blijven voor beleidsvorming. Nog steeds wordt de markt verheerlijkt, en sectoren als de zorg en de sociale woningbouw aan de veronderstelde heilzaamheid van die markt onderworpen. Ook vanuit de parlementaire oppositie komen dergelijke geluiden, steeds weer.
Het is nog maar de vraag in hoeverre die partijen de komende jaren in het parlement aan de bak zullen komen, ondanks hun inzet. Het valt niet uit te sluiten dat het kabinet Rutte zijn regeringsperiode zal uitzitten, met vallen en opstaan, natuurlijk, maar toch. “Onbeschaamd rechts” zal steeds weer de oppositie uitdagen met een beter verhaal te komen. Ik zou zeggen, maak van de nood een deugd, gebruik de tijd om een flinke bezinning door te maken en uitgangspunten en beginselen eens goed te herijken vanuit principes van duurzaamheid en solidariteit, en kom met alternatieven die er toe doen. Kortom, laat ook ons niet medeplichtig worden aan grove nalatigheid, of erger.