
Asscher wil de leden reduceren tot slechts contributiebetaler, demonstrant op afroep en figurant bij schijninspraak.
Verontruste FNV’ers organiseren zich onder de naam “FNV Democraten” en zijn vastbesloten een halt toe te roepen aan de plannen van Asscher. Voor het geval Asscher zijn plannen met bevoegdheid en macht doorzet, bereiden de FNV Democraten alvast massale acties voor.
De FNV bevindt zich midden in een stille maar diepe opstand. Niet alleen op de werkvloer, maar in de kern van de vereniging zelf. Leden, kaderleden, oud‑bestuursleden en zelfs medewerkers uit de werkorganisatie komen in beweging tegen één en dezelfde ontwikkeling: de uitholling van de ledendemocratie onder het mom van “sociale veiligheid”.
Waar de FNV ooit een volksvakbeweging was waarin leden via hun gekozen organen de koers bepaalden, ontstaat nu een situatie waarin een interne machtselite, verankerd in de werkorganisatie en haar vakbondsbaronnen, probeert de vereniging te kapen. De plannen van toezichthouders, onder wie Asscher, vormen het scherpste punt van die strijd.
Al maanden klinkt in de organisatie een groeiende onderstroom van verzet. Een petitie, ondertekend door ongeveer zeshonderdvijftig leden, kaderleden en medewerkers (een aantal dat blijft groeien), markeert een keerpunt. De tekst is glashelder: de leden zijn de FNV, democratie is noodzakelijke zuurstof. In plaats van een technische discussie over statuten, benoemingen en organogrammen legt de petitie de politieke, inhoudelijke kern bloot: zonder echte zeggenschap van leden verandert de bond in een lege huls, bestuurd door een kleine, bezoldigde elite boven de achterban.
Die petitie richt zich frontaal tegen de plannen van de toezichthouders, waarin het Ledenparlement moet verdwijnen ten gunste van een zwakkere bondsraad. In dat nieuwe model wordt de actieve ledendemocratie vervangen door een getrapt, meer vrijblijvend orgaan dat het bestuur alleen nog met verzwaarde meerderheden kan bijsturen.
Tegelijkertijd zou de vakbondsleiding niet langer door leden worden gekozen. De volgende voorzitter zou in eerste instantie zelfs helemaal niet door de leden mogen worden aangewezen. Zo wordt de directe band tussen bestuur en basis stap voor stap doorgesneden.
De ondertekenaars wijzen erop dat dit gebeurt op een cruciaal moment. Terwijl sociale en vakbondsrechten onder druk staan en verrechtsing terrein wint, heeft de arbeidersbeweging juist een sterke, democratische bond nodig. Niet een apparaat dat van bovenaf wordt aangestuurd, maar een organisatie waarin de top verantwoording verschuldigd is aan de leden. Dat maakt het des te wranger dat de toezichthouders hun koers via de Ondernemingskamer willen laten afdwingen, onder verwijzing naar een vermeende “brede steun” die in feite vooral uit (delen van) de werkorganisatie komt.
Tegelijkertijd klinkt er een ander, minder gehoord geluid: dat van oud‑bestuursleden die zich tot de Ondernemingskamer wenden. In hun brief waarschuwen zij dat het beeld dat nu van de FNV naar buiten rolt, eenzijdig is.
Bij de rechter is vooral geluisterd naar mensen die nauw verbonden zijn met de werkorganisatie en de interne vakbond. Daarmee blijven andere stemmen, van leden, kaderleden en kritische bestuurders, grotendeels buiten beeld.
De oud‑bestuursleden vragen nadrukkelijk aandacht voor de machtspositie van FNV Personeel, de interne vakbond van werknemers. Wat ooit bedoeld was als vertegenwoordiging van personeel, is in de loop der jaren uitgegroeid tot een kracht die boven de vereniging lijkt te zweven. Met stakingsdreigingen, ultimatums en interne druk stuurt deze groep in op beslissingen die eigenlijk thuishoren bij de leden en hun gekozen organen. De verhoudingen zijn omgedraaid: niet de werkorganisatie dient de vereniging, maar de vereniging wordt onder druk gezet door haar eigen apparaat.
In hun brief beschrijven de oud‑bestuursleden hoe kritische leden en kaderleden zich onveilig zijn gaan voelen. Er worden telefoontjes gepleegd naar leden die zich op sociale media uitspreken. Tijdens bijeenkomsten van FNV Personeel wordt gesproken over manieren om kritische kaderleden en zelfs leden van het Ledenparlement tot zwijgen te brengen. De toegang tot persoonsgegevens van leden en kaderleden hangt als een zwaard boven ieders hoofd. Wie zich verzet, riskeert repercussies. Dat is een vorm van sociale onveiligheid waar de officiële verhalen zelden over gaan.
Binnen de werkorganisatie zelf komen scheuren in het beeld van een eensgezinde “onveilige” groep medewerkers. Klokkenluiders melden zich, ondanks een benauwende sfeer en concrete risico’s. Zij zijn niet tegen sociale veiligheid, integendeel: zij zijn tegen het instrumentaliseren ervan. Zij verzetten zich tegen plannen die, onder het vaandel van bescherming van personeel, de democratische zeggenschap van leden afbreken.
Dat deze mensen zich uitspreken, is veelzeggend. In een hiërarchische organisatie kost het grote moed om tegen de dominante lijn in te gaan. Wie dat toch doet, loopt het risico geïsoleerd te raken, kansen te verliezen of zelfs actief te worden tegengewerkt.
De klokkenluiders doorbreken de stilte, maar maken tegelijkertijd duidelijk dat het zichtbare verzet slechts het topje van de ijsberg is. Volgens veel signalen is de groep ontevreden medewerkers die zich niet kan vinden in de koers van Asscher en de vakbondsbaronnen veel groter dan het handjevol dat openlijk naar voren stapt.
Daarmee ontstaat een paradoxaal beeld: aan de ene kant presenteert de werkorganisatie zichzelf als slachtoffer van een sociaal onveilige vereniging; aan de andere kant blijkt dat binnen diezelfde werkorganisatie mensen bang zijn om hun afwijkende mening te uiten. Sociale onveiligheid blijkt niet één kant op te werken. Zij treft ook degenen die proberen de stem van de leden te laten klinken.
De kern van de machtsstrijd wordt zichtbaar in twee documenten die vanuit FNV Personeel zelf komen: het ultimatum aan het Algemeen Bestuur en de stakingsoproep die kort daarna volgt.
In het ultimatum van 5 februari 2025 wordt een lange reeks incidenten opgesomd: de druk op de directeur van de werkorganisatie, het geheime externe onderzoek naar medewerkers, buiten de directeur en de ondernemingsraad om een valse melding over grensoverschrijdend gedrag van een kandidaat‑voorzitter, precies in de aanloop naar de verkiezingen, de weigering om die valsheid publiek recht te zetten, het lichten van personeelsdossiers, het rondsturen van vertrouwelijke e‑mails. Elk van deze elementen is ernstig. Samen worden ze neergezet als bewijs van een structureel onveilige situatie.
De conclusie van FNV Personeel is dat de grens is bereikt en dat ingrijpen onvermijdelijk is.
LET WEL: niet dat de leden ingrijpen, maar dat de werkorganisatie met haar baronnen gaat ingrijpen of zorgen dat wordt ingegrepen richting de leden. Dit is de mentaliteit dat de kern vormt van het conflict. De omkering van de rollen.
Maar het voorgestelde ingrijpen richt zich niet op een zorgvuldige aanpak via de bestaande verenigingsstructuur. In plaats daarvan wordt een pakket eisen voorgelegd dat neerkomt op een machtsgreep, een ordinaire coup.
FNV Personeel: Er moet een tijdelijk interim‑bestuur komen. Dat interim‑bestuur moet alle kwesties onderzoeken. Zolang die onderzoeken lopen, mogen er geen verkiezingen plaatsvinden. Pas daarna mogen er, onder regie van dat interim‑bestuur, nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven.
De democratische cyclus wordt hiermee opgeschort, niet om leden meer stem te geven, maar om beslissingen in handen te leggen van een tijdelijke topconstructie.
Aan deze eisen wordt een harde deadline gekoppeld, met de expliciete dreiging van acties en stakingen als er niet wordt toegegeven. Daarmee wordt sociale veiligheid direct verbonden aan een politiek machtsmiddel. Niet alleen de inhoud van de klachten, maar ook de keuze van het middel legt de interne verhoudingen bloot. Staking, ooit het wapen van werkenden tegen werkgevers, wordt ingezet als drukmiddel tegen de eigen vereniging en haar gekozen organen.
Enkele dagen later volgt de stakingsoproep van 12 februari 2025: “Het is te onveilig om te werken, om mijn collega’s en mijzelf te beschermen kan ik niet anders dan het werk neerleggen. Ik staak.” De toon is emotioneel en de opsomming van incidenten is grotendeels dezelfde als in het ultimatum. De conclusie is ook dezelfde: de situatie zou zo onveilig zijn dat er geen andere keuze meer is dan stakingen uit te roepen.
Opnieuw wordt niet gekozen voor versterking van de positie van leden en kaderleden, maar voor het versterken van de onderhandelingspositie van de werkorganisatie. De staking is geen drukmiddel richting werkgevers in cao‑conflicten, maar een hefboom in een interne machtsstrijd. Het signaal aan bestuur en Ledenparlement is duidelijk: volg onze lijn, of we leggen de bond zelf stil en zorgen dat je wordt ontmanteld.
Terwijl FNV Personeel de taal van sociale veiligheid en staking inzet, bouwen de toezichthouders en Asscher aan een nieuwe topstructuur. Die structuur draait om verdere centralisatie en vermindering van directe ledendemocratie. Het Ledenparlement, rechtstreeks verbonden met de achterban, moet plaatsmaken voor een bondsraad met minder scherpe tanden. De voorzitter wordt meer een benoemde bestuurder dan een gekozen boegbeeld. Toezichthouders, met sterke banden naar de werkorganisatie, komen op sleutelposities te zitten.
Voorstanders presenteren dit als een noodzakelijk antwoord op bestuurlijke chaos en cultuurproblemen. Maar in combinatie met het ultimatum, de stakingsdreiging en de druk van binnenuit, krijgt het de trekken van een gecontroleerde overname van de vereniging door haar eigen apparaat. Het begrip “sociale veiligheid” wordt in die context tot een soort moreel schild dat politieke kritiek moet neutraliseren. Wie zich verzet, loopt het risico te worden weggezet als bedreiging van de veiligheid.
Dat dit leidt tot angst onder leden en kaderleden, blijkt uit talloze signalen. Mensen bedanken degenen die nog de moed hebben om zich uit te spreken, maar zeggen er meteen bij dat zij zelf niet durven. Ze vrezen voor hun positie, voor hun netwerk, voor hun reputatie binnen de bond. Openlijke kritiek voelt riskant. Dit is typerend voor verhoudingen die afglijden naar autoritaire of zelfs totalitaire sferen: het officiële verhaal spreekt over veiligheid, maar de praktijk voedt angst en zelfcensuur.
In zo’n klimaat verschuift het begrip sociale veiligheid van bescherming naar beheersing. Het wordt een containerbegrip dat kan worden gevuld naar gelang de machtspositie van degene die het gebruikt. Waar leden en kaderleden sociale veiligheid nodig hebben om zonder repercussies hun zegje te doen, gebruiken vakbondsbaronnen en hun bondgenoten het begrip om inspraak, debat en tegenspraak te begrenzen.
Wat zich binnen de FNV afspeelt, is daarom meer dan een intern bestuursconflict. Het is een botsing tussen twee modellen van vakbondswerk.
Aan de ene kant staat het model van de volksvakbeweging. In dat model zijn leden de baas. Zij kiezen hun vertegenwoordigers. Zij vormen Ledenparlement en kaderstructuren. Conflicten worden uitgevochten in open debat, in moties, verkiezingen en congressen. Sociale veiligheid betekent daar: iedereen kan zonder angst spreken, ook en juist tegen de leiding in.
Aan de andere kant staat het model van de gecontroleerde organisatie. In dat model staat een professionele werkorganisatie centraal, gesteund door een kleine kring van toezichthouders en adviseurs. Leden leveren legitimiteit en contributie, maar hun invloed wordt gefilterd via slappere organen en verzwaarde besluitregels. Staking wordt een intern machtsinstrument. Sociale veiligheid verandert van schild voor de basis in wapen van de top.
De petitie van de honderden ondertekenaars, de brief van de oud‑bestuursleden, de signalen van klokkenluiders en de angst onder kritische leden wijzen allemaal in dezelfde richting: de leden willen niet dat hun bond die tweede weg inslaat. Zij willen een FNV waarin de werkorganisatie weer terugkeert naar haar oorspronkelijke rol: dienend, ondersteunend, uitvoerend. Niet sturend, dreigend en dominerend.
De strijd om de toekomst van de FNV is daarmee nog lang niet gestreden. Zolang “sociale veiligheid” wordt gebruikt om democratische organen onder druk te zetten, ultimatums te legitimeren en stakingsdreiging als intern machtsmiddel in te zetten, blijft het conflict bestaan. De vraag die boven alles hangt, is simpel en tegelijk allesbepalend:
Wordt de FNV bestuurd door de leden, of door de werkorganisatie?
Zolang dat niet eerlijk en in volle openheid wordt beantwoord, zal de groeiende opstand van leden, kaderleden, oud‑bestuursleden en klokkenluiders doorgaan. Want zonder echte zeggenschap van de basis is er geen volksvakbeweging meer. Alleen een lege vlag boven een apparaat dat steeds verder van de werkvloer afdrijft.
Het ziet er naar uit dat alleen massale actie van de leden een halt kan toeroepen aan de vernietiging van de vakbond.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.