Nederland is een welvarend land. Een land dat, met alle kanttekeningen die daar nog bij te maken zijn, op tal van terreinen in de top staat, zoals de gezondheidszorg, het onderwijs, de infrastructuur, de huisvesting. Economisch gezien blazen we een behoorlijke partij mee en scoren we intussen zelfs beter dan de ons omringende landen. Ons rechtssysteem wordt niet zelden internationaal als voorbeeld genoemd. Toch lijken we die welvarende, stabiele en dankbare situatie waarin ons land – en ons deel van de wereld – zich bevindt bewust ‘geweld’ aan te willen doen. Wat is in hemelsnaam de drijfveer om zelf zand te gooien in een in het algemeen goed lopende machine?
We kiezen in grote getale voor een partij die het er doorlopend bij ons in wil rammen dat we vooral ontevreden en bang moeten zijn, dat onze rechtsstaat niet deugt en dat ons land kapot gemaakt wordt door een opgeroepen schim van linkse elite, maar als ons op de persoon af gevraagd wordt hoe we ons in Nederland voelen dan wordt het cijfer zeven vet geschreven. We zijn een vreemd volkje.
Waarom laten we de partij in de steek die ons in het verleden zo nadrukkelijk mede die welvarende situatie heeft gebracht en menen we onze hoop in grote getale te moeten vestigen op bewegingen die nog helemaal niets aan onze samenleving hebben bijgedragen. De leegloop van de sociaaldemocratie is een volstrekte miskenning van de rol die links en niet te vergeten links-liberaal in het verleden hebben gespeeld en die ons de voorbije ruim honderd jaar een van de beste landen heeft gebracht om te wonen, te werken, te leven.
Bij het streven naar verbetering ontkom je niet aan mislukkingen. Alles bij het oude laten is politiek gezien veiliger, maar het had ons nooit de hedendaagse welvaart gebracht. De Partij van de Arbeid moet door een periode van dwalingen heen, want, toegegeven, die dwalingen, noem ze voor mijn part mislukkingen, zijn er. Er zijn de afgelopen decennia vanuit de grondbeginselen van de sociaaldemocratie gezien onmiskenbaar verkeerde keuzes gemaakt. Lang heeft men bij de PvdA gedacht dat aan de neoliberale economie die de wereld in haar greep kreeg een sociaal karakter kon worden gegeven of waarin tenminste nog volop ruimte zou bestaan om bevochten verworvenheden te beschermen en die waar nodig en mogelijk verder uit te bouwen.
De Partij van de Arbeid begint die pijnlijke vergissing meer en meer te onderkennen en ontwikkelt geleidelijk aan een andere kijk op het neoliberalisme en het daaruit voortvloeiende vrije markt mechanisme en verregaande privatisering. Vooral de privatisering in de thuiszorg, die, hoezeer ook door de PvdA omarmd vanuit de oprechte overtuiging dat deze ten goede zou komen aan de zorgnemer, haar failliet intussen wel heeft aangetoond, ligt bij de sociaaldemocraten zwaar op de maag.
De rol die de sociaaldemocratie, met alle worstelingen die de snel veranderende tijd met zich mee brengt, nog altijd graag wil – en ook moet – spelen, schiet zonder twijfel nog te kort en gaat wellicht gebukt onder een door verkeerde keuzes weggeslagen zelfvertrouwen, maar die moeizame situatie rechtvaardigt geenszins de grote afkeer door de kiezer. Die afkeer vindt namelijk niet, ook al willen sommigen ons dat doen geloven, haar oorzaak in de bezuinigingen in de zorg (er zijn voor de minder draagkrachtigen voldoende aanvullende maatregelen genomen) of in de opvang van vluchtelingen, noch in het samengaan met de VVD. Wat dat alles betreft zegeviert de redelijkheid van de noodzaak tot bezuinigingen, de humanitaire noodzaak van de opvang, de – vanuit uitslag en invloed gezien – logisch kabinetsconstructie. Die afkeer vindt vooral oorzaak in enerzijds onzekerheid en anderzijds de door het populisme opgestookte onrust en nagestreefde tweespalt. De onzekerheid over de toekomst, vooral ingegeven door de steeds kleiner worden kans op een vaste baan en de (on)mogelijkheid voor starters om een woning te kopen en een toekomst op te bouwen dient dan ook een speerpunt te zijn voor de sociaaldemocratie en niets zou het streven naar meer toekomstperspectief in de weg mogen staan.
Ten aanzien van die tweespalt: Geert Wilders heeft al vanaf het begin van ‘zijn’ PVV zijn pijlen nadrukkelijk gericht op alles wat links is en in het bijzonder op de Partij van de Arbeid. Afbraak van de sociaaldemocratie was en is voor hem een minstens zo grote opdracht als de bestrijding van de Islam. De zogenaamde linkse elite is voor hem net zo’n groot gezwel. Het getuigt, zoals dat bij velen het geval is, van weinig besef over nut en rol van de sociaaldemocratie, want zie de geschiedenis.
We zijn, niemand uitgezonderd, schatplichtig aan de voorvechters van onze welvaartstaat. Wie heeft er niet een voorouder die voor meer rechten voor de arbeider de straat, de ‘barricade’ op ging, niet zelden met ontslag als gevolg. Wie heeft niet enige verwantschap met de mensen die voor vrouwenkiesrecht vochten, tegen de kinderarbeid ten strijde trokken, voor de vijfdaagse werkweek knokten, de lonen naar een aanvaardbaar niveau wisten te tillen, de medezeggenschap in fabrieken en bedrijven afdwongen, het vakantiegeld uit de strijd sleepten, zorg en onderwijs voor iedereen bereikbaar maakten. Veel van wat we in onze welvaartmaatschappij heden ten dagen als vanzelfsprekend beschouwen zijn dankzij links liberale- en socialistische voorlieden tot stand gekomen verworvenheden. Het is die geschiedenis die ons duidelijk maakt dat wenselijke verbeteringen van en het streven naar een rechtvaardiger samenleving vooral via de links politieke weg tot stand zal komen. Van rechts, zo vertelt ons diezelfde geschiedenis, valt in dat opzicht niet zo veel heilzaams te verwachten.
Nederland is gebaat bij politieke balans en dus bij de noodzaak dat ook ‘links’ een rol van betekenis speelt. Een situatie die ons politieke speelveld de afgelopen pakweg tachtig jaar heeft gekenmerkt en die zich heeft bewezen. Het is daarom dat wederopstanding van de sociaaldemocratie gewenst is. Het is bovendien de beste tik die aan het populisme kan worden uitgedeeld.