Hier terugkijken: EZ over de lamp die niet mocht blijven branden
Heeft u thuis ook zo veel spullen die snel kapot gaan? Hoe vaak ik niet weer een peertje moet vervangen in een lamp……. Wat zit daar achter? Kunnen ze geen lamp produceren die langer meegaat? Of zou die dan te duur worden?
Om die vraag te beantwoorden moeten we terug naar kerstavond 1924. Op die avond komt een groep vertegenwoordigers van alle grote lampenfabrikanten bijeen in Genève. Ze zijn er allemaal, van de Verenigde Staten tot Zuid Amerika, van Australië tot Osram in Duitsland, Van Japan tot Philips in Nederland. Op de agenda staat de oprichting van een kartel, dat de naam Phoebus zou krijgen, maar later nog vele malen hernoemd zou worden, onder andere als ‘International electricity cartel’ en ‘International Electrical Association’.
De Duitser Helmut Höge vond in het stadsarchief van Berlijn een hele serie documenten die de oprichting van het kartel nauwgezet documenteerde. En de gehele administratie van de werkzaamheden in de decennia daarna. En daaruit bleek iets opmerkelijks.
De eerste gloeilamp van Thomas Edison die vanaf 1881 werd verkocht brandde gemiddeld 1500 uur voor hij kapot ging. In 1924 was de technologie al zover voortgeschreden dat de gemiddelde lamp 2500 uur bleef branden. Maar zou je niet veel meer lampen kunnen verkopen als die lampen al veel eerder kapot zouden gaan, zo vroegen de leden van Phoebus zich retorisch af. Een van de belangrijkste besluiten van het kartel werd dan ook om een einde te maken aan die lange levensduur. Geplande slijtage, zou dat later gaan heten.
Er werd besloten de levensduur te beperken tot 1000 uur. Maar dat was nog niet zo eenvoudig. In 1925 werd daarom een gezamenlijk comité opgericht dat de naam ‘The 1000 hour life committee’ meekreeg. Met als enige doel te zorgen dat zo’n lamp ontwikkeld zou worden. Het comité hield er streng toezicht op dat de deelnemende bedrijven voldoende tijd en geld investeerden in hun experimenten om een meer fragiele lamp te ontwikkelen. Daartoe bouwden ze centrale testopstellingen waar lampen uit alle windstreken werden samengebracht om te testen of ze inderdaad niet langer meegingen.
Als bedrijven lampen produceerden die langer brandden, werd hen door het kartel hoge boetes opgelegd. Om te zorgen voor naleving werd een uitgebreide bureaucratie opgetuigd. De deelnemende bedrijven verplichtten zich maandelijks te rapporteren en die gegevens werden gecheckt en vergeleken met lijsten, waarop precies was vastgelegd hoeveel een bedrijf moest betalen voor elke overschrijding van het aantal branduren. Hoe hoger de overschrijding, hoe hoger de boete, altijd te voldoen in Zwitserse Franken. Duizenden per keer.
En dat had effect. In een aantal jaar tijd daalde de levensduur van de lampen stapsgewijs van gemiddeld 2500 uur naar de gewenste 1000 uur, die in de jaren ’40 werd bereikt. In de decennia daarna zijn door enthousiaste uitvinders nog talloze nieuwe patenten aangevraagd voor gloeilampen die langer brandden, waaronder een van meer dan 100.000 uur. Maar op de door het kartel dichtgetimmerde markt hadden ze geen schijn van kans.
Kijk voor het verhaal over de gloeilamp (en de variant die wél lang meegaat) en andere voorbeelden van geplande slijtage vanavond naar: EZ, 21.25 uur op Nederland 2.
Van Maarten van den Heuvel verscheen onlangs het boek Vrijheid, gelijkheid, broederschap. Oude waarden in nieuwe tijden. Volg Maarten van den Heuvel ook op Twitter