Hebben we als samenleving nog wel de ambitie om generatie op generatie doorgegeven armoede te doorbreken?
Zolang er machtigen zijn en rijken, en onmachtigen en armen, vraagt dit om ingrijpen vanuit het collectief. Dat is voor mij de kern van onze sociaal-democratische opdracht. Dat vraagt om het voortdurend werken aan gelijke kansen.
Dat werk start op jonge leeftijd. Er groeien in ons land honderdduizenden kinderen op in armoede. Deze kinderen doen het minder goed op school dan die uit rijkere gezinnen en dat ligt niet aan hun verstand. Armoede gaat over meer dan geld. Armoede verstikt. Armoede heeft verstrekkende gevolgen en maar al te vaak wordt armoede van generatie op generatie doorgegeven. Deze armoedecirkel en toenemende ongelijkheid in de samenleving kunnen en moeten we doorbreken. Dat is goed voor het kind, goed voor de samenleving.
Ik ben de afgelopen drie jaar bij bijna driehonderd scholen op bezoek geweest. Scholen met gedreven leerkrachten en onderwijsondersteuners. Zij zien de potentie van de kinderen. Maar de leerkrachten zien ook dat geldgebrek een belemmering is in de ontwikkeling van een kind. Ze zien ook dat scholen met veel leerlingen die opgroeien in armoede, een nog veel grotere opgave hebben dan scholen waarbij dat niet zo is. De gemene deler die ik op deze scholen hoor, is dat armoede vaak leidt tot spanningen en stress in een gezin. Als je elk dubbeltje moet omdraaien, zijn verjaardagen obstakels. Als ouders in de overleefstand staan met banen waarmee ze het hoofd amper boven water kunnen houden, ontbreekt vaak tijd en aandacht voor wat helpt om te groeien. Als je ouders in een vechtscheiding verwikkeld zijn, leef je in een hogedrukketel. Met grotemensenproblemen in je hoofd of zonder eigen bed thuis waar je tot rust kunt komen, is concentreren op school lastiger en kun je niet zo goed leren. Kinderen die nog nooit buiten hun wijk geweest zijn, nog nooit de zee hebben gezien terwijl ze in Den Haag wonen, die nog nooit te horen hebben gekregen dat ze er wel toe doen, dat ze er wel mogen zijn, dat hun toekomst beter kan zijn, deze kinderen krijgen niet of nauwelijks mogelijkheden aangereikt. Deze kinderen hebben extra ondersteuning nodig om hun potentieel te ontwikkelen.
Gelijke kansen gaat niet alleen om het wegwerken van achterstanden. Het gaat ook om het verkleinen van de kloof met kinderen van hoger opgeleide ouders. Met zeg maar, onze kinderen. Het schaduwonderwijs groeit uit zijn voegen. Er zijn ook steeds meer particuliere elitescholen. Particuliere elitescholen staan haaks op gelijke kansen. Dagelijks schallen de reclames van deze scholen over de radio. Maar de Nederlandse gymnasia, gesponsord door de overheid, zijn geen haar beter, stellen onder andere de Amsterdamse onderzoekers Michael Merry en Willem Boterman.
Onze gymnasia zijn er vooral voor Ons Soort Mensen: leerlingen uit overwegend witte, hoogopgeleide gezinnen. Gymnasia cultiveren het culturele kapitaal en de mores die deze leerlingen van huis uit meekrijgen, met een nadruk op intellectuele discussie en presteren. Gevolg is dat leerlingen uit andere sociale klassen zich er een vreemde eend in de bijt voelen. Zo geven gymnasia maatschappelijke ongelijkheid door. Ik veroordeel geen ouder die ervoor kiest. Ik veroordeel ons, de politiek. Wij maken het systeem, wij kunnen het veranderen als de wil er is.
Volgens onderwijskundige en bijzonder hoogleraar Sociaal-culturele achtergronden Eddie Denessen, is er sprake van een ‘klassieke statusstrijd’. Hij vraagt zich af of scholen, beleidsmakers en ouders wel aan gelijke kansen willen werken. Als we vanaf jonge leeftijd de nadruk leggen op optimalisatie van talent dan geven we onze eigen kinderen eigenlijk alleen maar nog meer voordeel. Onze kinderen wonen al vaak met elkaar in dezelfde wijk en gaan naar dezelfde school. Als ze al bij elkaar op school zitten en je maakt op basis van toetsscores homogene niveaugroepen dan miskennen we de kinderen die ik tegenkom op de scholen waar ik mee samenwerk vanuit het Jeugdeducatiefonds. Bij sommige kinderen moet je er eerst heel veel meer in stoppen, omdat ze van huis uit veel minder meekrijgen. Als je ongelijkheid wilt aanpakken, steek je meer geld en energie in kinderen met dezelfde aanleg, maar een ‘zwakkere’ achtergrond. Keuzes hebben consequenties.
Hebben we als samenleving nog wel de ambitie om generatie op generatie doorgegeven armoede te doorbreken? Willen we nog de schaamte zien van ouders als ze vastlopen, maar ook de trots als het ze wel lukt? Zijn we nog bereid om ‘klassieke statusstrijd’ te voeren, de kloof te verkleinen? Ik mag hopen van wel, maar overtuigd ben ik nog niet. Veel linkse mensen zijn tegenwoordig hoogopgeleid en hebben voor zichzelf en hun kinderen iets te verliezen. Zijn we nog als ‘gegoede burgers’ bereid om de kinderen die opgroeien in armoede zover te brengen dat ze kunnen concurreren met onze eigen kinderen?
Het werken aan gelijke kansen vraagt, nee schreeuwt om een ongelijke behandeling! Niet alleen op onze scholen maar ook als het gaat om de kans op een woning of goed werk. Er is nog een wereld te winnen voor de sociaal-democratie zolang er onmachtigen zijn en armen.
Deze column verscheen eerder in S&D, het tijdschrift van de Wiardi Beckman Stichting. Kijk voor meer artikelen op wbs.nl