Geen koe, wel lid van de PvdA
• 22-06-2011
• leestijd 4 minuten
Het gebrek aan communicatie, het verliezen van de achterban en het uit
elkaar laten donderen van het maatschappelijk netwerk is een probleem
dat zich al jaren in de hele Partij van de Arbeid voordoet, en dat mag
het Partijbestuur zich, na 5 verloren verkiezingen op rij, zelf ook erg
aantrekken
Ik ben geen koe. Ik kan je dus niet vertellen of zelfs maar voorstellen hoe erg dieren lijden voor of gedurende de slacht. En of het nu prettiger is om bewusteloos te raken door het doorsnijden van een nek of door een stalen pin in de hersenen: ik kan het u niet vertellen. Ik kan me wel voorstellen dat een rituele, noch een industriele slacht een pleziertje is.
Ik ben ook geen Rabbijn. Ik kan dus niet exact aangeven aan welke voorwaarden voldaan moet worden bij het ritueel slachten van dieren. Wat precies in acht genomen moet worden met betrekking tot dierenwelzijn volgens de Joodse wet: ik kan het u niet vertellen. Ik kan me wel voorstellen dat er verbeteringen mogelijk zijn.
Ik ben ook geen wetenschapper. Althans, geen natuurwetenschapper. Ik kan niet vertellen wat de relevantie is van meetbare hersenactiviteit bij dieren en of ze lijden ervaren. Binnen of buiten bewustzijn. Of op wat voor manier je kan bewijzen welk soort lijden erger of minder erg is. Ik kan het u niet vertellen. Ik kan me wel voorstellen dat de vraag wat aanvaardbaar lijden is, niet een afweging is die door de wetenschap gemaakt kan worden.
Ik ben wel lid van de Partij van de Arbeid. En daar heb ik me de afgelopen maanden bezig gehouden met het onzalige voorstel van de Partij voor de Dieren tegen te houden. Ik heb uitgelegd dat de rituele slacht onlosmakelijk verbonden is met het belijden van het Joodse geloof, omdat religie in Joodse zin niet alleen inhoudt wat je gelooft, maar vooral wie je bent en wat je doet. Als iemand dus zegt “hou maar op met kosher eten”, kan zo iemand net zo goed zeggen “hou maar op met besneden zijn” of “hou maar op met een Joodse naam te hebben”. Het is een ontkenning van de identiteit. En een gebrek van respect om daar zonder enige kennis makkelijke uitspraken over te doen.
De hele manier waarop de discussie verlopen is, zonder dialoog met de mensen die er verantwoordelijk voor zijn, zonder overleg over mogelijke verbeteringen binnen de grenzen van wat religieus mogelijk is, en zonder vergelijking met de half miljard dieren die in Nederland jaarlijks industrieel geslacht worden, geven me niet de indruk dat er gekeken wordt naar de vraag “wat betekent dit nu voor de mensen”, maar vooral “hoe kunnen we laten zien dat we net zo daadkrachtig zijn voor de dieren als de Partij voor de Dieren zelf”.
Ik geloof wel dat de bedoelingen van de Partij van de Dieren oprecht zijn, en voortkomen uit oprechte betrokkenheid met misstanden rondom de slacht. En ik heb ook de indruk dat de partijgenoten die zich als woordvoerder met dit onderwerp bezig hebben gehouden oprecht geprobeerd hebben met interesse en respect kennis te nemen van stanpunten van anderen.
Maar ik ben wel verbijsterd dat de fractie nu het advies van de extra politieke ledenraad van afgelopen zondag, niet dreigt op te volgen. Vooral omdat daar nog een keer duidelijk werd gezegd dat de verantwoordelijke geloofsgemeenschappen bereid zijn om te overleggen hoe het dierenwelzijn binnen de grenzen van wat religieus mogelijk is, te verbeteren. Het is niet alleen een diskwalificatie van deze groepen, maar ook van de partijdemocratie. Maar er was nog een motie: van het Partijbestuur. Daar stond in:
Roept de Tweede Kamerfractie van de Partij van de Arbeid op om de – als zwaarwegend advies geldende – vandaag gevoerde discussie en stellingname van de Politieke Ledenraad uiterst serieus te nemen en te betrekken bij haar finale oordeel over het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten;
Roept de Tweede Kamerfractie op de betrokkenheid van de diverse geloofsgemeenschappen bij de verdere behandeling van het wetsvoorstel en deonderliggende regelgeving te waarborgen;
De fractie dreigt nu beide niet te doen: niet alleen blijkt nergens uit dat het advies serieus genomen wordt: ook is geen discussie met de geloofsgemeenschappen. De fractie heeft een goed verhaal nodig om dat uit te leggen.
Maar niet alleen de fractie. Ook het partijbestuur. De motie van het Partijbestuur constateert, “dat de Tweede Kamerfractie in de aanloop naar de definitieve behandeling van het initiatiefwetsvoorstel een kans heeft gemist om de achterban van de Partij van de Arbeid breed en tijdig te consulteren”.
Dat laatste is ongetwijfeld waar, maar het is onterecht de zwarte piet helemaal, en alleen maar bij de fractie neer te leggen. Het missen van kansen is niet alleen endemisch voor deze fractie, maar geldt ook voor het Partijbestuur. Het gebrek aan communicatie, het verliezen van de achterban en het uit elkaar laten donderen van het maatschappelijk netwerk is een probleem dat zich al jaren in de hele Partij van de Arbeid voordoet, en dat mag het Partijbestuur zich, na 5 verloren verkiezingen op rij, zelf ook erg aantrekken.