Het benadrukken van etniciteit bij allochtone daders is een nationale
obsessie, die in internationale criminologische kringen zelfs bekend staat als de 'Dutch disease'
Cabaretier Najib Amhali maakte onlangs een pijnlijke grap tijdens de jaarlijkse Politie-Iftar. Autochtone vrienden vroegen hem: “Jouw zoontje is in Nederland geboren. Die zie je nu toch zeker ‘gewoon’ als Hollander en niet meer als Marokkaan?” Najib deed voor hoe hij zijn zoon deze kwestie zou uitleggen: “Lieve jongen, doe je het goed op school en werk je hard, ben je Nederlander. Maar zodra je wat verkeerd doet, ben je Marokkaan.” De zaal lachte hard. Een aantal straatjongens uit Amsterdam Oost aan mijn tafel, vond het minder om te lachen. “Dat is geen grap, hoor,” verzekerden ze mij: “Dit is de waarheid.”
Recentelijk verschenen nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over jeugdcriminaliteit. Het totale aantal jonge verdachten daalt in ons land, maar verhoudingsgewijs groeit het aandeel jonge allochtone daders. Het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum verklaart dat allochtone jongeren vaker delicten plegen onder meer door hun toegenomen aandeel in de Nederlandse bevolking (vooral in grootstedelijke achterstandswijken waar meer jeugdcriminaliteit voorkomt). Over de oververtegenwoordiging van allochtone jongeren valt nog een hoop meer te zeggen, maar duiding ontbreekt helaas vaak in berichtgeving. Zonder voldoende duiding leidt benoemen van deze statistische feiten tot het soort examenvragen zoals opdoken in een schoolboek: “Zijn alle Marokkaanse jongens crimineel?”
De etnische achtergrond van daders is een relevant gegeven, alleen al om criminaliteit probleemgericht in gemeenschappen en gezinnen aan te pakken. Maar slechts etniciteit benoemen om het ‘benoemen’, maakt dat beeldvorming kan uitmonden in versterking van het probleem. Gevoelens van tweederangsburgerschap en onrecht door discriminatie, vormen een excuus voor allochtone jongeren om vaker en ernstiger delinquent gedrag te vertonen. Criminoloog Frank Bovenkerk vindt het benadrukken van etniciteit bij allochtone daders een nationale obsessie. In internationale criminologische kringen staat deze Pavlov-reactie zelfs bekend als de ‘Dutch disease’.
Om de risico’s van benoeming zonder duiding beter te begrijpen, zonder statistische feiten te ontkennen, zou het volgende experiment kunnen helpen. We nemen een opmerkelijk feit: graaien, belangenverstrengeling en corruptie in de publieke sector op het hoogste niveau is hoofdzakelijk een zaak van volwassen, hoogopgeleide en autochtone mannen. Achterliggende verklaringen vanuit maatschappelijke positie, netwerken, corpsballencultuur en groepsdynamiek op bestuursborrels, laten we achterwege. Vervolgens benadrukken we 10 jaar lang op alle mogelijke media deze oververtegenwoordiging telkens wanneer weer sprake is van vriendjespolitiek, misbruik en een gouden handdruk in de publieke sector. We richten ook een linkse partij op die deze feitelijke constatering van de daken schreeuwt zonder nuance, duiding of oplossing en hamert op ‘minder, minder’ autochtonen. Deze partij blijft paradoxaal genoeg ook 10 jaar lang beweren dat men het probleem in ons land niet mag benoemen, terwijl rechtse partijen inmiddels om het hardst meeroepen dat de ‘kut-autochtonen’ in ons land een ‘etnisch monopolie’ hebben op integriteitkwesties en criminaliteit in de publieke sector.
Na een decennium consequent deze beeldvorming op volle sterkte te manipuleren op internet, televisie, radio en in de krant, kan het experiment worden uitgevoerd. Een nieuwe vacature komt vrij voor een topbaan in een onderwijs- of zorginstelling voor een ‘marktconform’ salaris van een paar ton. De sollicitant is een 45-jarige blanke man, cum laude afgestudeerd op Nyenrode. Hypothetisch zou de volgende interne email kunnen uitlekken bij personeelszaken: “Heb nog even gekeken, is niks. Ten eerste een witte hoogopgeleide (kaaskop). En op zijn CV staat ook nog een stage op Wall Street.” Tja, voor je het weet brengt ook deze autochtoon de dienstverlening om zeep ‘om rendabel te blijven’, rooft hij de kas leeg ‘met inachtneming van de regels’ en geeft zichzelf een oprotbonus van een half miljoen ‘geheel volgens afspraak’.
De vraag is of mensen na zo’n jarenlang experiment dan zouden denken: “Weet je wat? Geef mij maar ‘gewoon’ een Marokkaan.” Van dit artikel verscheen eerder een verkorte versie in dagblad Trouw