Het misplaatst om deze dagen te sterk in partijpolitiek geharrewar te trekken
Waarschijnlijk ligt 4 mei gevoeliger dan welk ander moment in het jaar. Het herdenken van de oorlog is voor veel Nederlanders hét moment om stil te staan bij het verleden en respect te tonen aan hen die zwaar geleden hebben of zich daartegen hebben verzet. Maar omdat het zo gevoelig ligt, ontstaan er ook regelmatig onverkwikkelijke discussies die polariseren, uitsluiten en afbreuk doen aan de kern van gedenken: bouwen aan een verhaal dat ons samenleven nu verbindt met het verleden.
Ook dit jaar stapelen de incidentjes rond deze dagen zich op. Toespraken van Thomas von der Dunk en Rob Riemen waren al bij voorbaat omstreden omdat ze mogelijk te negatief zouden zijn over de PVV. En de toespraak van Grimbert Rost van Tonningen kon volgens CIDI-woordvoerder niet door de beugel omdat hij geen slachtoffer van de oorlog zou zijn.
Ik begrijp die gevoeligheden. Als het politiek klimaat verscherpt, komt dat juist op een dag als 4 mei tot uitdrukking. Want het gaat natuurlijk niet alleen om het herdenken van wie toen gestorven zijn door de oorlog en onderdrukking. Het gaat vooral om de vraag wie wij vandaag zijn. De herdenking van 4 mei is het hoogtepunt van de symboliek van onze nationale identiteit, samen met Koninginnedag en Bevrijdingsdag. En terwijl 30 april dat ophangt aan een symbolisch persoon, binden 4 en 5 mei het aan de tijd. Aan de pijn van ons verleden en aan de hoop op vrijheid.
Daarom is het misplaatst om deze dagen te sterk in partijpolitiek geharrewar te trekken. Juist deze symbolisch geladen dagen zijn een zoektocht naar een gedeelde identiteit in een samenleving die toch al gepolariseerd is. De paradox is echter dat de politieke tegenstellingen voor een deel precies gaan over uitsluiting en vrijheid, oftewel thema’s die deze dagen nu juist centraal staan in de herdenkingen. Maar daar scheiden dan ook de wegen. De PVV benoemt het socialisme als het grote gevaar en Rob Riemen en Thomas Von der Dunk zien juist in de PVV fascistische trekken. De een ziet in de Islam de bedreiging van onze vrijheid; de ander ziet juist het anti-islamisme als de boosdoener. De strijd die gevoerd wordt, is daarmee ook een strijd om de herdenking zelf: wat zijn de lessen die we moeten trekken uit de geschiedenis? En wie mag zichzelf de herdenking toeëigenen?
Die vraag speelt ook een grote rol in de discussie over de toespraak van Grimbert Rost van Tonningen. Mag hij naar voren geschoven worden als slachtoffer van de oorlog terwijl hij in zijn naam precies het kwaad symboliseert? Maar daarmee is ook al direct gezegd dat de herdenking ‘eigendom’ is van de slachtoffers en dat niemand anders daar aan mag komen. Wie dat vindt, heeft er vaak ook moeite mee dat de herdenking tegenwoordig niet meer alleen om de tweede wereldoorlog gaat maar om alle slachtoffers van oorlog en onvrijheid. Alsof niet al vrij snel na de oorlog ook andere oorlogen (Indië) bij de herdenking betrokken werden. En voor we het vergeten: pas ruim twintig jaar na de oorlog kwamen de joodse slachtoffers centraler in beeld. In eerste instantie ging het alleen om militairen en verzetshelden. De focus van het herdenken is dus voortdurend in beweging geweest en dat zal ook zo blijven.
Wat mij bezighoudt bij al dat gekrakeel is de vraag wat we nu eigenlijk doen als we herdenken. Natuurlijk, we staan stil bij wie toen gestorven is door oorlog en onderdrukking. Maar we staan vooral stil bij wie wij vandaag zijn. Gedenken is een zaak van het heden. Het is de poging om het afschuwelijke verleden blijvend serieus te nemen als deel van onze identiteit en van ons leven nu. Van ons samenleven nu.
Dat vraagt echter een stap die we tot nu toe nauwelijks hebben durven zetten: het bouwen aan een gezamenlijk verhaal over dat verleden. De eerste decennia hadden we vooral het heldhaftige verhaal van onze militairen en verzetsstrijders. Daarna zijn we wat verschoven naar het tragische verhaal van de slachtoffers. Maar bij het gedenken hoort ook het ambivalente verhaal van foute ouders, het angstige verhaal van mensen die zich afzijdig wilden houden, en wat al niet meer. We staan voor de uitdaging om echt samen te bouwen aan verhaal van onze geschiedenis en ons heden waarin al die nuances eerlijk een plaats krijgen. En dan niet alleen als wetenschappers en geschiedschrijvers, maar vooral daar waar we vormgeven aan onze omgang met het verleden: bij de herdenkingen zelf We kunnen daarvoor leren van landen als Zuid-Afrika, Rwanda en Noord-Ierland. Landen met een verscheurd verleden waar men besefte dat heling alleen kan groeien als mensen samen bouwen aan een verhaal van het verleden waarin ieders rol erkend wordt. Dat is pijnlijk, maar ook noodzakelijk. En het is juist noodzakelijk op de hoogtijdagen van het gedenken. Op 4 mei gedenken we de slachtoffers en we doen dat vanuit onze heel verschillende betrokkenheden. Dat lukt niet door de stem van de ander uit te sluiten. Het lukt alleen als we open, kritisch en zelfkritisch met elkaar de pijn van het verleden – en van het heden – onder ogen durven te zien.
Gedenken is bouwen aan een gezamenlijk verhaal waar we allemaal in leven. Ik moet eerlijk zeggen dat ik daar op dit moment niet heel optimistisch over ben. Maar het is de enige weg die ons verder helpt.
Dit artikel verscheen eerder op de weblog van Ruard Ganzevoort