In plaats van alleen het probleem te constateren zouden we ons meer kunnen richten op het zoeken naar oplossingen
De uitkomsten van het zoveelste onderzoek naar discriminatie op de arbeidsmarkt bevestigde wat velen al dachten en wat er ook al uit voorgaande onderzoeken gekomen was, namelijk dat discriminatie op de arbeidsmarkt een serieus probleem is in Nederland. Inmiddels blijkt dat zelfs een Nederlander zonder migratieachtergrond maar mét een strafblad nog steeds een grotere kans maakt bij een sollicitatie dan een Nederlander met migratieachtergrond maar zónder een strafblad. Soortgelijke uitkomsten zien we de laatste jaren aan de lopende band bevestigd worden door onderzoek. De hamvraag is en blijft echter: wat gaan we eraan doen?
De uitkomsten van dergelijke onderzoeken roepen, terecht, veel frustratie op. Frustratie bij jongeren, bij Nederlanders met een migratieachtergrond, bij onderzoekers, bij politici, bij journalisten, bij activisten en bij opiniemakers. Het is en blijft een groot maatschappelijk probleem, met grote gevolgen. Nederlanders met een migratieachtergrond krijgen geen gelijke kansen op de arbeidsmarkt, een deel van hen blijft onterecht werkloos, en het onrecht van de ongelijke behandeling hakt erin bij met name veel jongeren met een migratieachtergrond die zich af gaan vragen wat voor toekomst ze op deze manier nog in Nederland hebben. Maar een van de grootste frustraties blijft de onmacht: want wat kun je eraan doen? Hoe kun je een systeem waarin onrechtvaardigheid plaatsvindt veranderen?
Een uitkomst die wel eens geboden wordt is het hele systeem omgooien. In plaats van onze huidige selectiemethoden zouden er vaste quota moeten komen voor bepaalde groepen, en dan met name etnische groepen die op de een of andere manier op de arbeidsmarkt achtergesteld worden. De vraag is echter of dit paardenmiddel zal helpen, en of de kuur niet erger zal zijn dan de kuur. Los van de morele bezwaren hiertegen zijn er ook tal van praktische bezwaren. We kunnen ons zelfs wel afvragen of er van etnische quota juist geen averechts effect uitgaat. Het is bovendien een technische oplossing, een technical fix, voor iets wat in de academische literatuur over leiderschap ook wel een adaptive challenge wordt genoemd. Het gaat om een cultuurverandering in onze samenleving, om een diepgaand, langdurig, proces van aanpassing, een mentaliteitsverandering, iets wat veel verder gaat dan middels quota een paar mensen op bepaalde plekken zetten.
Los van quota zijn er op dit moment een aantal andere stappen die gezet worden om discriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Er wordt opgeroepen om werkgevers die zich hieraan schuldig maken hard te bestraffen. Onduidelijk is of dit ook daadwerkelijk gebeurt, en hoe effectief het is. Onze Premier stelt dat slachtoffers van discriminatie op de arbeidsmarkt zich zelf maar moeten invechten. En ondanks dat uit onderzoek van de Haagse Hogeschool blijkt dat veerkracht een cruciale factor is om inderdaad uiteindelijk alsnog aan het werk te komen als je hiermee in aanraking komt is het uiteindelijk weinig bevredigend om de bal alleen maar bij het slachtoffer te leggen. Her en der wordt er ondertussen geëxperimenteerd met anoniem solliciteren. Wellicht interessant, maar alleen nuttig voor de eerste selectieronde. Sollicitatiegesprekken vinden vooralsnog namelijk niét eveneens anoniem plaats. Maar het concept verder ontwikkelen blijft interessant, zeker omdat in de orkestwereld er sprake is van anonieme sollicitaties waarbij er muziek gemaakt wordt van achter een gordijn, wat leidt tot etnische diverse orkesten met een goede balans tussen de seksen.
Rest ons de vraag: wat kan er nog meer gedaan worden om deze kwalijke praktijk te bestrijden. En dan blijkt dat er toch nog veel onduidelijkheid omtrent dit thema is. Niet zozeer onduidelijkheid over dat het speelt, maar wel over wat nou echt werkt om het tegen te gaan. Dus hierbij mijn oproep: Wellicht zou het goed zijn om de tijd en energie vanaf heden niet overwegend in het concluderen van het feit dat deze discriminatie plaatsvindt te steken, maar in plaats daarvan vooral te kijken naar wat er nou wel en niet werkt bij het tegengaan hiervan. Hoe kunnen we discriminatie op de arbeidsmarkt het beste bestrijden? Welke stappen moeten er gezet worden? Wat moet de overheid doen? Wat kunnen werkgevers doen? Hoe kunnen slachtoffers het beste handelen? En hoe kunnen wij als burgers die deze kwalijke praktijk niet langer wensen te accepteren het beste zelf doen?
Meer onderzoek naar deze vragen, in plaats van naar wát er gebeurt naar wat er gedaan kan worden, is daarom hard nodig. Het is tijd om frustraties over dit onderwerp om te zetten in productiviteit. Productiviteit die kan bijdragen aan oplossingen, en die ons als samenleving, en vooral diegene die nu tegen hun zin thuis zitten of onder hun niveau ergens anders werken, vooruit kunnen helpen.