Flirten met God als opium van het individu?
• 10-05-2011
• leestijd 4 minuten
Juist een stevig verankerde en gezamenlijk
beleefde spiritualiteit kan een maatschappelijke meerwaarde hebben
Moet je een godsdienst aanhangen om een religieuze ervaring te kunnen hebben? Nee, zegt godsdienstwetenschapper en journalist Koert van der Velde. Wie goed kijkt ziet tegenwoordig overal mensen die iets religieus beleven zonder te geloven. Deze nieuwe vorm van religiositeit heeft wellicht de toekomst, meent Van der Velde. Op deze stelling promoveert hij op 10 mei aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
‘Flirten met God’ heet de publieksversie van zijn proefschrift. Het is een speurtocht naar het fenomeen ‘religieuze ervaring zonder geloof’. Een boek met reportages en interviews. Sporters, kunstenaars en anderen vertellen hoe zij religieus zijn terwijl ze niet echt geloven. Kan iedereen die dat wil iets religieus beleven? En wat is religiositeit? De auteur heeft zelf ook geëxperimenteerd met ‘religiositeit zonder geloof’ door te mediteren in een middeleeuwse kerk, deel te nemen aan het islamitisch gebed en door psychedelica te gebruiken.
Ik begrijp de zoektocht naar religieuze ervaringen buiten de officiële godsdiensten en instituties om. Het past ook bij het voor mensen vaak zo gezonde proces van losmaking en individualisering. Elk mens – ongeacht achtergrond of denominatie – kan religieuze ervaringen op doen. Mensen met spirituele ervaringen zijn bovendien vaak ‘grensgangers’ die niet in een hokje passen. Mystieke ervaringen zijn per definitie grensoverschrijdend. Kerken of religies moeten niet de illusie hebben een patent op God of een godsbeleving te hebben. Dat geldt trouwens ook voor nieuwe spirituele groepen of bewegingen die eigentijds ogen maar eigenlijk ook weer exclusiviteit en onwrikbare zekerheden bieden.
Religie is een persoonlijke zaak en ieder mens heeft zijn eigen religieuze ervaringen. Dat besef is de winst van emancipatie en individualisering. Zelf heb ik mij ook losgemaakt van de kerk en het geloofssysteem waarin ik opgroeide. Maar is er misschien ook een middenweg?
Mijn persoonlijke zoektocht is niet uitgelopen op soloreligie. Tegenwoordig hoor ik bij een kerk waar meer ruimte is voor diversiteit, moderne inzichten en discussie. Ik kies voor een geloofsgemeenschap (kerk) en voor een geloofstraditie (het christelijk geloof). Daarbij staat het woordje ‘geloof’ niet voor een vastomlijnde identiteit, maar wel voor een gedeelde traditie waarover discussie mogelijk is en die door mijzelf aangevuld kan worden met andere inspiratiebronnen.
De oeroude ‘stem’ die klinkt in de joodse, christelijke en islamitische traditie, spreekt de mens als individu aan: ‘Mens, waar ben je?’. Daarmee plaatsen de drie monotheïstische godsdiensten de mens nadrukkelijk ook in relatie met de ander. Het woord ‘religie’ betekent ‘verbinding’, ook met andere mensen.
Ook soloreligieuzen kunnen dat zo beleven en zich verbinden aan de wereld en aan het lot van andere mensen, dichtbij of ver weg. Zo kan het ‘flirten met God’ – zoals Koert van der Velde het noemt – uitgroeien tot een praktijk die verder gaat dan navelstaren en persoonlijke zelfontplooiing. Maar de sociale infrastructuur ontbreekt en vrijblijvendheid ligt makkelijk op de loer.
Het is goed te beseffen dat – hoezeer sommige kerken verstarrend en bevoogdend kunnen zijn – juist een stevig verankerde en gezamenlijk beleefde spiritualiteit, maatschappelijke meerwaarde kan hebben. Juist vanuit de grote traditionele kerkgenootschappen in Nederland is bijvoorbeeld de vredesbeweging (IKV, Pax Christi en Kerk en Vrede) ontstaan. Dat geldt ook voor de anti-armoedebeweging (‘De Arme Kant van Nederland’). Opvang van daklozen en vluchtelingen gebeurt vaak vanuit kerken. Ook moskeeën en synagogen doen aan sociaal werk. Geëngageerde acties gedijen vaak op basis van in gemeenschap gedeelde ervaringen.
Ook de inzet van humanisten wil ik niet uitvlakken. Juist het feit dat zij zich na de Tweede Wereldoorlog georganiseerd hebben, heeft mijns inziens geleid tot maatschappelijke betrokkenheid.
De behoefte aan persoonlijke vrijheid en zelfontplooiing leidt tot het besef dat religiositeit mogelijk is zonder een geloofstraditie en geloofsgemeenschap. Koert van der Velde heeft daarmee een punt. Maar dreigt naast deze winst niet ook een verlies? Houdt dat verlies niet een opdracht in voor zowel de gebonden als de ongebonden spirituele zinzoekers?
De soloreligieuzen zouden verbindingen moeten (blijven) zoeken met hun omgeving en de rest van de maatschappij om daarin een sociale en kritische factor te zijn. Als zij tenminste een puur op zelfontplooiing gefixeerde spiritualiteit willen ontstijgen. Maar lukt dat als je volledig op jezelf teruggeworpen wilt zijn? Daarnaast moeten alle mensen die betrokken zijn bij kerken, moskeeën en synagogen ruimte (blijven) bieden aan de zoekende, kritische en zelfbewuste mens. Maar in hoeverre laten bisschoppen, kerkbestuurders en gewone kerkmensen dat toe?
Hopelijk ontmoeten gebonden én ongebonden religieuze mensen, samen met gemotiveerde humanisten, elkaar als vrijwilligers bij onder meer het buurthuis, de voedselbank, bij de vluchtelingenopvang of tijdens protestacties voor vrede, duurzaamheid en gerechtigheid. Dan wordt het zo fascinerende ‘flirten met God’ van Koert van der Velde geen ‘opium van het individu’ (om een bekende uitspraak van Karl Marx te parafraseren) maar levert het een bijdrage aan een nieuwe en van hoop vervulde maatschappelijke beweging. Of dat zo zal uitpakken, kan alleen de tijd ons leren.
Deze tekst verscheen eerder op de weblog van
Theo Brand