Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in een baanbrekende uitspraak bepaald dat religieuze ouders hun kinderen niet met een beroep op hun geloofsovertuiging mogen verhinderen deel te nemen aan verplichte schoolactiviteiten. Het vonnis is geveld in een zaak waarbij twee Zwitserse ouders hun jonge dochters (9 en 11) niet naar zwemles lieten gaan omdat er ook jongetjes aan deelnamen. De ouders seksualiseren de lesactiviteit en zijn van mening dat hun geloof gemengd zwemmen verbiedt. Ze kregen in 2010 een boete van 1300 euro opgelegd maar gingen daartegen in beroep. Het Hof heeft nu bepaald dat die boete terecht was. Daarbij wordt in acht genomen dat de school bereid was tegemoet te komen aan de opvattingen van de ouders, bijvoorbeeld door de kinderen in boerkini te laten zwemmen.
Het Hof stelt in de uitspraak dat de school een speciale rol vervult in de sociale integratie van kinderen, zeker als de leerlingen een buitenlandse achtergrond hebben. De ouders zijn moslim en afkomstig uit Turkije. De rechters constateren dat het belang van de kinderen in het volgen van volledig onderwijs, waardoor ze succesvol kunnen integreren volgens lokale gewoontes en gebruiken, gaat boven de wens van de ouders om hun kinderen te onderwerpen aan hun persoonlijke geloofsregels. De kinderen leren dankzij dit soort lessen ook omgaan met andere kinderen, ongeacht hun geloof of afkomst. Het is het recht van de school om sociale uitsluiting te voorkomen, aldus de zeven rechters die afkomstig zijn uit Zwitserland, Zweden, Servië, Spanje, Andorra, Cyprus en Slowakije.
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in practische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.
2. De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Het Hof oordeelt dat de zwemplicht dit artikel niet schendt.
Volgens deskundigen is met de uitspraak een belangrijke precedent geschapen in kwesties waarbij fundamentalisten een beroep doen op godsdienstvrijheid om hun normen op te leggen aan anderen. Zo zijn er in Zwitserland scholieren die weigeren de lerares de hand te schudden. Zij werden ook in hoger beroep tot een boete veroordeeld. In Duitsland heeft de hoogste rechter ook al gehakt gemaakt van de weigering om deel te nemen aan gemengde zwemles met een beroep op godsdienstvrijheid.