Allochtone jongeren willen zich niet afvragen of ze wel bij het
Nederland van Rutte mogen horen. Ze zijn allang onderdeel van deze
samenleving
Cartoontekenaar W.E. Hill maakte in 1915 furore met zijn kantelfiguur ‘Mijn vrouw en mijn schoonmoeder’. Afhankelijk van de kijker, ontwaart de één hierin een jongedame met fraaie hoed en ziet de ander louter een gerimpelde vrouw met hoofdkapje. Ook in het dagelijks leven bepalen zulke ‘frames’ voor een groot deel hoe we de werkelijkheid tot ons nemen, met het integratiedebat als voorbeeld bij uitstek. Een dominante zienswijze is in 2000 ingebracht door Paul Scheffers ‘Het multiculturele drama’, waarmee het problematiseren van alles wat multicultureel was een ware vlucht nam.
Zulke vaste kaders of frames zijn helder en overzichtelijk omdat de werkelijkheid wordt ingekaderd. Het artikel van Scheffer heeft een decennium geleden zijn functie vervuld; het maakte problemen bespreekbaar. Het grote manco van een frame is echter dat op den duur grote delen van de werkelijkheid uit het zicht verdwijnen.
Want is de multiculturele samenleving iets wat als een experiment kan mislukken, zoals Maxime Verhagen (CDA) onlangs beweerde? Je kunt de multiculturele samenleving ook beschouwen als een vaststaand gegeven. Het ‘frame’ dat alles rond integratie ‘problematisch’ is, is op belangrijke punten niet meer bruikbaar. Dit beeld zorgt dat problemen bijna automatisch verbonden worden met niet-westerse (voornamelijk islamitische) allochtonen.
De problemen van de autochtone bevolking krijgen weinig aandacht van politici en beleidsmakers. Voorbeeld: de meeste laaggeletterden in Nederland zijn autochtoon, een feit dat niet past in het dominante ‘frame’. Slecht kunnen lezen en schrijven wordt vooral geassocieerd met allochtonen.
Maar vooral sluit het huidige frame van de multiculturele samenleving niet langer aan op tweede en derde generatie allochtonen. Allochtone jongeren merken dat hun identiteit niet geheel wordt geaccepteerd in het land waar ze geboren en getogen zijn. Turks-Nederlandse professionals schreven een manifest in de Volkskrant, waarin ze de maatschappelijke positie van Turks-Nederlandse jongeren als zorgwekkend omschreven.
Het manifest en de reacties hierop tonen aan dat de ‘Nederlandse identiteit’ nog steeds wordt benaderd alsof Nederland zo monocultureel en mono-etnisch is als in de jaren vijftig. In combinatie met het huidige negatieve beeld van integratie heeft dit ongewenste gevolgen. Turks- Nederlandse jongeren worden door velen gezien als een groep die nog moet integreren.
Maar hun Turks- zijn is onderdeel van hun invulling van het Nederlander zijn, net zoals je ook Brabantse Nederlanders, Friese Nederlanders en Rotterdamse Nederlanders hebt. Door het ‘multicultureel-is-problematisch’-frame, is het feit dat de jongere allochtone generatie al vanaf hun geboorte onderdeel is van Nederland, schokkend genoeg niet eens vanzelfsprekend.
In vergelijking met de eerste generatie allochtonen, die zich voor een groot deel bezighield met overleven en aanpassen in een vreemd land, spelen bij jongere allochtonen geheel andere vraagstukken, zoals: wanneer ben je als elders geboren Nederlander een volwaardige Nederlander? Of beter gesteld: wanneer ben je één van de Nederlanders aan wie Rutte dit land wil teruggeven? Word je zo gezien als je een vierde of de helft van je culturele erfenis hebt achtergelaten? Als je alleen Nederlands spreekt en het Turks bent verleerd? Als je vriendenkring louter bestaat uit autochtone Nederlanders en niet uit Turkse Nederlanders? Als je thuis alleen kaassoufflés eet en geen baklava?
Het kan niet de bedoeling zijn dat het debat over de multiculturele samenleving op dergelijke discussies uitdraait. Vooral de jongere generatie is, zoals het echte Nederlanders betaamt, kritischer op de invulling van hun Nederlander-zijn in vergelijking met de voorgaande generatie. Zij kunnen en willen niet een deel van hun afkomst ‘wegdoen’, simpelweg omdat dit onderdeel is van henzelf. Het frame voor jongere allochtonen zou dan ook gebaseerd moeten zijn op de assumptie dat je in het land waar je geboren en getogen bent, het recht hebt om je eigen identiteit in te vullen en te bepalen in hoeverre afkomst en cultureel erfgoed hierin een rol spelen.
Dat brengt me op het derde punt: het problematische integratieframe kan beknellend uitwerken. Zo stond er in het manifest: ‘Turkse jongeren moeten het gevoel krijgen dat hun toekomst in Nederland ligt’, maar waarom zou dat eigenlijk moeten?
Niet alleen Turks-Nederlandse jongeren, maar ook steeds meer autochtone jongeren bekijken de mogelijkheid om tijdelijk of permanent in het buitenland te gaan wonen, of investeren in een internationale carrière die niet wordt afgeremd door landsgrenzen.
Door het huidige integratieframe wordt de potentie van de jonge generatie allochtonen nauwelijks opgemerkt. Dat een groot deel van deze jongeren kiest voor een internationale carrière is niet verwonderlijk. Van huis uit leren zij meerdere werelden kennen en hebben een voorsprong omdat ze met twee benen in twee culturen de carrièreladder opstappen. Juist in deze globaliserende wereld kan Nederland wel varen bij dit multiculturele ‘human capital’.
Maar het gaat hier niet om het benadrukken van deze voorsprong. Waar het om gaat, is dat allochtone jongeren volledig zichzelf kunnen zijn, dat zij hun keuzes vanuit dezelfde veilige basissituatie kunnen maken als autochtone jongeren. En dat ze niet hoeven twijfelen of de premier hen wel of niet tot ‘de Nederlanders van dit prachtige land’ rekent, omdat de wieg van hun ouders toevallig buiten de landsgrenzen stond.
Vervang het gerimpelde pessimistische integratieframe dus door een jongere, elegante en meer positieve variant, die allochtone jongeren in staat stelt hun eigen identiteit als volwaardig burger aan Nederland toe te voegen.
Dit artikel is op zaterdag 12 maart verschenen in Trouw