Nu veel neoliberale politici uit de politiek stappen, is er momentum om een nieuwe politiek te normaliseren.
Het is al een tijdje hip: (oud-)politici die zich uitspreken tegen het neoliberalisme. Kritieken lijken zeker in campagnetijd van alle kanten op het politiek spectrum te komen op de politieke ideologie die staat voor marktwerking, een kleine overheid, en het maximaliseren van de individuele vrijheid van burgers. Tegelijkertijd wordt er een miljoenennota gepresenteerd waaruit blijkt dat de grote overheid, die sinds de coronacrisis is opgestaan, het komend jaar niet gaat verdwijnen: grote financiële klappen van burgers wil de overheid opvangen om zo bestaanszekerheid te garanderen. Dat klinkt mooi, maar kan dat wel in een land dat ideologisch zo verankerd is in neoliberalisme?
In de aanstaande campagneperiode staan politieke partijen voor de uitdaging om te bepalen in hoeverre Nederland behoefte heeft aan een grote overheid en in welke mate zij de markt moet reguleren. Hoewel dit vraagstuk misschien in de eerste instantie lijkt te gaan over de omvang en verdeling van toeslagen, lonen, en fondsen, gaat het eigenlijk vooral over de spreiding en perceptie van macht.
Het politiek omarmen van neoliberalisme heeft er in de afgelopen decennia voor gezorgd dat mensen zichzelf steeds meer zijn gaan zien als een consument met keuzevrijheid. Deze identiteit gaat gepaard met een logica van ‘ik mag kiezen wat ik wil want het is mijn geld’. Binnen publieke instellingen, zoals scholen en ziekenhuizen, is diezelfde logica dominant geworden in de manier waarop zij momenteel functioneren, zichzelf hebben georganiseerd, en hoe mensen gebruik maken van hun dienstverlening. Het resultaat is dat de zorg en het onderwijs steeds meer zijn gaan lijken op streamingdiensten: net zoals consumenten zelf willen bepalen welke films of series ze kijken, moet het onderwijs of de zorg erop gericht zijn mensen te bieden wat ze verlangen. Bevalt de keuze niet? Dan stapt men over. Hoewel mensen als studenten of patiënten worden aangesproken, verwachten ze binnen dergelijke instellingen wel de vrijheid van een consument.
Het probleem met deze ontwikkeling is niet alleen dat publieke instellingen lijken te zijn veranderd in commerciële warenhuizen, maar vooral dat de neoliberale logica die ermee gepaard gaat ook invloed heeft op mensen hun perceptie van democratische macht. Commerciële vrijheid wordt verward met democratische vrijheid, terwijl consumentenrechten niet gelijk zijn aan democratische grondrechten. Als burger-consument leg je je snel neer bij – of denk je niet eens na over – het mogelijk onrechtmatig handelen van een instantie, want het enige waar je invloed op lijkt te hebben zijn de keuzes die je voorgeschoteld krijgt; je beperkt jezelf tot de keuzes in de frisdrankautomaat, maar niet met de vraag waarom die automaat op een schoolplein staat. Een overheid kan politieke keuzes om commerciële partijen meer ruimte te geven makkelijker verkopen aan burgers wanneer zij zichzelf meer zien als consumenten. Het is dan ook logisch dat het de burger-consument minder boeit dat bedrijven wettelijk de ruimte krijgen om zich schofterig te gedragen, dat lijkt nou eenmaal een consequentie van ons consumptiegedrag, we nemen het op de koop. Politieke weerstand lijkt voor burger-consumenten daardoor bijna ondenkbaar wat weer leidt tot wantrouwen in de politiek: “zo hebben we het nou eenmaal ingericht, daar hebben we maar mee te dealen”, of “het is niet eerlijk, maar dit is nu eenmaal hoe het is.”
Nu veel neoliberale politici uit de politiek stappen, is er momentum om een nieuwe politiek te normaliseren. In plaats van vast te houden aan een ideologie die stuurt op groei, vraagt deze tijd om te handelen vanuit pragmatische oplossingen die huidige en toekomstige generaties ten goede komen. De planeet en de bestaanszekerheid van mensen kan niet langer wachten op potentiële marktwerking die hen misschien gaat helpen. Een nieuwe overheid moet radicale keuzes gaan maken op basis van de belangen van burgers en de planeet.
Misschien kunnen we neoliberale politiek transformeren in neosociale politiek. In plaats van de logica van consumptie te normaliseren, kunnen we een logica van collectiviteit en balans aannemen. Politiek wordt daarin gevoerd vanuit een gemeenschappelijk bewustzijn van maatschappelijke urgentie en creëert wetgeving die aanzet tot collectieve acties. Die urgentie zie je bijvoorbeeld bij uitdagingen als klimaatverandering en digitale veiligheid. De Europese Green Deal en Digital Services Act zijn recente voorbeelden die laten zien – ondanks dat beide ambitieuzer hadden kunnen zijn in de concrete uitwerking van beleid – dat denken vanuit het collectief belang gesteund kan worden vanuit iedere kant van het politiek spectrum. Lobbyende bedrijven moeten plaats gaan maken of zichzelf dusdanig gaan heruitvinden dat zij bijdragen aan de belangen van burgers en de planeet, niet andersom.
Neosociale politiek vraagt om lef: het vraagt om te breken met een dominante vorm van politiek en een nieuwe koers te kiezen (en deels uit te vinden). Als de grote overheid echt na de verkiezingen blijft bestaan, laat dat dan een overheid zijn die ook radicaal andere politiek durft te voeren: een grote overheid die voorziet in onmiddellijke, collectieve, en lange termijn oplossingen. Het feit dat zoveel politici zich vaker openlijk uitspreken tegen neoliberalisme laat zien dat er potentie is voor een nieuwe politieke houding van een grote overheid. Hopelijk kan zo’n overheid ook bijdragen aan het minder normaal maken van de burger-consument die zichzelf ziet als klant in het onderwijs of kan shoppen in de zorg. Dat betekent investeren in dat burgers zich meer bewust worden van hun politieke macht. Niet alleen door educatie, maar juist door te kiezen voor een nieuwe politiek die een logica van collectief denken cultureel normaliseert.
In dit artikel wordt 3 keer het woord "collectief" en 1 keer "collectiviteit" gebruikt. Het collectief is belangrijk maar het individu is belangrijker. Een te machtig collectief is een bedreiging voor het individu en zijn vrijheid. Gelijkheid is belangrijk maar vrijheid is belangrijker. Mensen hebben hun leven gegeven voor de vrijheid. Er is een tussenweg tussen individu en collectief, het maatschappelijk middenveld, bestaande uit burgers die zich zoveel mogelijk zichzelf organiseren in verenigingen, vakbonden, coöperaties en andere samenwerkingsverbanden. Daarbij moet steeds uitgegaan worden van het subsidiariteitsbeginsel. dit laatste houdt in dat de macht zo dicht mogelijk bij de betrokkenen ligt.
EenMening3, ‘Een te machtig collectief is een bedreiging voor het individu en zijn vrijheid'. Oneens. Het recht van de sterkste (het individu) bedreigt in de praktijk juist het collectief door krachteloze zwakkeren de macht te ontnemen. (Ook misdaad werkt op deze wijze.) Egoïsme en geldingsdrang bedienen zich van slimme toepassingen. Gezaghebbende liberalen dienen te vaak meer hun eigen belangen dan die van hun medemens, en permitteren zich daarbij zoveel onethische vrijheden als de wet hen toestaat. De samenleving zou in mijn beleving een solidair collectief moeten vormen. Het individualiseren ervan bedreigt in mijn beleving de solidariteit, die een essentieel onderdeel is van de beschaving. Samenwerken op basis van vertrouwen zal voor de samenleving uiteindelijk goedkoper, gezonder, en efficiënter blijken dan een op wantrouwen gebaseerde top down bureaucratie, waar iedereen verplicht met iedereen in een ongelijk speelveld moet concurreren om de persoonlijke behoeften en wensen veilig te stellen. Economie lijkt welzijn en gezondheid vaak niet mee te hebben genomen getuige de kille berekeningen van waaruit beleid wordt vormgegeven. De uit systeemdenken opgetuigde ratio heeft gevoel als basis van welzijn en gezondheid sluw weggecijferd/weggeredeneerd. De gevolgen wan het korte termijn denken worden op de langere termijn onvermijdelijk zichtbaar, en de samenleving zal daarvoor de lasten moeten dragen. Stop de asociale harteloosheid, en kijk naar elkaar om.
Bij discussies over het neoliberalisme vraag ik me af of men zich voldoende heeft verdiept in de geschiedenis. Als we bijvoorbeeld eens kijken naar beloften over marktwerking, een kleine overheid en groei dan valt vrij snel op dat niks daadwerkelijk in de praktijk is gebracht. Van marktwerking is in veel geprivatiseerde markten geen/amper sprake, overheden en centrale banken mengen zich volop én die overheden zijn altijd alleen maar gegroeid, terwijl economische groei juist afvlakte. Het verschil is dat in de 'Keynesiaanse tijd' overheidsinmenging gericht was op bescherming van de verzorgingsstaat en vanaf de jaren 80 op bescherming van het grootkapitaal. Deregulatie was gewoon arbeid systematisch buiten spel zetten, maar Keynes is altijd gebleven om Wall Street te stimuleren en beschermen. Dat zagen we ook heel duidelijk na 2008. Denkers als Chomsky en David Harvey hebben het neoliberalisme altijd omschreven als een klasse oorlog. Een politiek project vermomd als een economisch project. Daarin zie ik weinig grote verandering. De overheid is nu vooral pleisters aan het plakken terwijl niets minder dan de totale nationalisering van ramp-markten als de woning- en energiemarkt nodig is, i.c.m. pre-jaren 80 belastingen en regulatie. Maar daar is Nederland te klein voor, er moet verandering komen in supranationale instituties zoals centrale banken, het IMF, de EU en ook de keuzes van de VS spelen een grote rol. Alle instituties zijn nog intrinsiek neoliberaal.
Bij alle ideologische discussie wordt vergeten dat marktwerking (= niet ingrijpen van de overheid) meestal gepaard gaat met "marktfalen". Geen reden om de markt radicaal te verwerpen (communisme werkt ook niet) maar wel om die te corrigeren. Machtsvorming en gebrek aan informatie ("informatie-asymmetrie") zijn typische voorbeelden van factoren die marktwerking verstoren. Dat inzicht is al stokoud. Alle politici zouden een beginnerscursus economie moeten volgen.
Als ik kijk naar het onderwijs, dan is het toch echt het onderwijs zelf dat in grote mate wil sturen op het individuele leertraject van de leerling. Ik heb de basisschool van mijn kinderen ook omgevormd zien worden van klassikaal onderwijs naar leerpleinen e.d. En ik had niet het idee dat dit gebeurde vanuit neoliberaal gedachtegoed. Verder zijn er medisch ook heel veel zaken veranderd de afgelopen jaren, je hebt al patiënt inderdaad veel meer keuzes en de positie van arts is ook veranderd van de wijze man die alles bepaald naar iemand waarmee je samen naar je behandeling kijkt. Is dat ook vanuit neoliberaal gedachtegoed? Of zijn deze veranderingen eigenlijk gewoon al neosociaal?
"Als ik kijk naar het onderwijs, dan is het toch echt het onderwijs zelf dat in grote mate wil sturen op het individuele leertraject van de leerling." Onjuist, of op zijn minst onnauwkeurig. Het wordt vooral van hoger hand opgedrongen zonder de daarvoor benodigde maatregelen (zoals kleine klassen) te faciliteren. " Ik heb de basisschool van mijn kinderen ook omgevormd zien worden van klassikaal onderwijs naar leerpleinen e.d. En ik had niet het idee dat dit gebeurde vanuit neoliberaal gedachtegoed." Want u was lid van het managementteam of directie en nauw betrokken bij de besluitvorming rond die veranderingen?
@Volrin, ik zat wel in de klankbordgroep van de ouders, en ik zag vooral een bevlogen directeur en een aantal leraren die het voortouw namen in deze hele omwenteling. En er was voldoende budget voor deze wijziging (de school moest ook omgebouwd worden ivm open klassen, opzetten leerpleinen) en de leraren zagen niet de noodzaak tot kleinere klassen, ze konden (volgens de school) op deze manier de beschikbare leerkrachten en assistenten beter inzetten. En zelfs als werd het van hogerhand opgedrongen dan kan ik het nog niet rijmen met neoliberaal. Er zijn de afgelopen decennia wel meer ideeën (over het leven) ontstaan, behalve neoliberalisme, over hoe we gezondheidszorg, onderwijs en onze samenleving als geheel willen inrichten... het individu wordt steeds belangrijker en we worden steeds mondiger over wat wij zelf willen voor onszelf en onze eigen kinderen. Neosocialisme gaat de mensen echt niet terug veranderen.
Dat alles als een soort van speculatief bedrijf gerund moest worden door allerlei abstracte ideeën van een managerial klasse is wel degelijk het gevolg van het neoliberalisme. Het produceert vaak, tegen de belofte van het neoliberalisme in, enorme bureaucratie. Mark Fisher en David Graeber schreven er uitbreid over.