Ik leef in een land waar mijn gemeenschap te sterk is, waar familie boven alles komt
Toen ik de sleutels van mijn appartement had opgehaald, duurde het nog een week voordat ik mijn ouders ermee confronteerde. Ietwat nerveus zaten zij voor mij in de woonkamer. In mijn moeders gezicht zag ik verschillende scenario’s voorbij komen. Ze dacht waarschijnlijk dat ik een enorme schuld had bij de maffia, dat ik zwanger was of dat ik was geschorst van mijn faculteit. De paranoïde Turkse moeder zou alles kunnen verwachten. Diep van binnen voelde ik een vorm van wrok tegenover deze twee personen. In een ander leven zou dit gesprek heel anders verlopen.
Mijn gedachten schoten naar een paar jaar geleden, toen een Turkse collega mij vertelde over haar jeugd. Zij was als tiener naar Nederland gekomen. Haar relatie met haar ouders in Turkije was al stroef geweest, in Nederland werd het alsmaar erger. Met de dag voelde ze meer dat ze een dubbel leven aan het leiden was. Op het moment dat ze thuiskwam, had ze het gevoel dat ze een masker opdeed. Buiten was ze een Nederlander, goed geïntegreerd in de maatschappij. Thuis was ze de oudste dochter van een Turkse familie. Een traditionele familie, een familie die de intentie had om terug te keren. Dat wilde zij niet. Het omdraaien van de knop in haar hersenen elke dag werd haar te veel. Zij wilde uit huis, onafhankelijk zijn. Zij wilde vrijheid. Haar vader gaf haar twee manieren om vrij te zijn. De eerste manier was met een trouwring. De tweede in een doodskist.
Met een trillende stem kondigde ik aan dat ik een huis aangeboden had gekregen, een heel leuk huis. Prima huur, prima buurt. Ik had veel geluk, weinig studenten zouden een dergelijk huis kunnen bemachtigen met zo weinig wachttijd.
Al een tijd had ik het gevoel dat ik achterbleef op bepaalde verantwoordelijkheden. Mijn moeder maakte steevast mijn avondeten. Er werd nooit gevraagd of ik de huishoudelijke taken een dag op mij kon nemen. Mijn kamer werd altijd opgeruimd, mijn was werd altijd gedaan. Ik had het ook zelf kunnen doen, maar discipline was toen ver te zoeken.
Ik kon mij nog herinneren dat een klasgenoot huur moest betalen aan haar ouders op haar 18de. Het was volgens haar ouders een aanmoediging tot zelfstandigheid. Mijn ouders vonden het barbaars, wie is nou meer dierbaar dan je dochter? Hoe durf je geld van haar te vragen, terwijl je er juist voor moet zorgen dat ze het zo goed mogelijk heeft. Uiteindelijk zal ze jou dankbaar zijn en hetzelfde doen wanneer jij afhankelijk wordt haar bent. Voor wat hoort wat.
Mijn collega groeide op in een omgeving met weinig allochtonen. Een Turkse student zijn in de jaren 90 was toch wat anders dan nu. Zij raakte geïnspireerd door het individualisme van haar autochtone leeftijdsgenoten. Door de onbedwingbare Nederlandse studenten. Het leek ze allemaal zo makkelijk te verlopen. Alsof ze hun hele leven werden voorbereid op die ene dag dat ze vertrekken. Ook zij werd voorbereid om te vertrekken, maar dan op een ander manier. Toen haar ouders naar Turkije gingen, besloot ze actie te ondernemen.
Ik had geen positieve reactie verwacht. ‘Wat zal iedereen denken?’ zei mijn moeder. Dit was uiteindelijk belangrijker dan wat zij vond. In een massa van stemmen zou die van haar altijd in de minderheid zitten. Er werd mij uitvoerig verteld wat zij zouden denken. Een vrijgezelle moslima gaat niet zomaar uit huis. Ze gaat uit huis om te zondigen. Om veel later thuis te zijn, om feestjes thuis te houden. Om verliefd te worden en samen te wonen. De onbedwingbare Nederlandse vrouw uit te hangen. Niet meer en niet minder. Er werd mij gevraagd te kiezen. Mijn huis of mijn familie. In een moment van twijfel bleef ik deze opties afwegen. Vrijheid of mijn familie.
Ik ben alsnog uit huis gegaan, tot grote verdriet van mijn ouders. Mijn collega ging naar een “blijf van mijn lijf” huis. Excommunicatie was onontkoombaar. Een paar maanden gingen voorbij zonder contact, stiekem ontmoette ik mijn zusje voor haar middelbare school. Naarmate de tijd vorderde, werd de strijdbijl begraven. Daar zat ik dan in mijn woonkamer. Ik ben zelfstandig, dacht ik. Ik ben vrij. In een ander leven had ik het geweldig gevonden. Ook ik moet de knop omdraaien. Buiten ben ik een geïntegreerde Nederlander. Op het moment dat ik mijn appartement binnen ben, verander ik in het Turks buurmeisje dat iedereen binnenshuis op slippers laat lopen en haar buren lastig valt met arabesk folklore om twee uur ‘s nachts.
Kiezen voor je vrijheid in een vrij land. Een land waar individualisme de norm is, waar zelfstandigheid wordt gestimuleerd. Een land dat aan het vergrijzen is, waar een oudere een vrijwillige buddy nodig heeft om de eenzaamheid te doorbreken. Ik leef in een land waar mijn gemeenschap te sterk is daarvoor, waar familie boven alles komt. Een leven waar ik altijd mijn ouders in het plaatje zal zien verschijnen en droom om voor ze te zorgen als ze oud zijn. Een gemeenschap met veel vooroordelen en taboes. In een land waar we constant worden aangewezen op onze tekortkomingen, zijn het deze taboes die wij als gemeenschap moeten doorbreken. Het beste van beide werelden bevindt zich over de drempel van deze onbekende deuren. Deuren waar zij zonder een man doorheen kan. De onbedwingbare moslima in wording.