"Zeg heerschap", zegt hij. "Dit is een nette zaak. Laten we dat zo houden, vindt u niet?"
Dennis L’Ami aanschouwt in een nieuwe editie van ‘Tête-á-tête met’ hoe een klassenstrijd losbarst in een Amsterdam volksbuurt
“Dus met dat bonnetje krijg je dat dromenboek gratis?”, fluistert iemand.
Er staat een aardige rij voor de deur. Ah, daar komt de eigenares al aan. Het miezert inmiddels, maar de sfeer is goed. Tenslotte kun je niet iedere dag naar de winkel om gratis wat af te halen. De halve buurt staat dan ook op de stoep bij de boekhandel die zichzelf ‘nieuw’ noemt. Werk hebben de meesten niet, dus ze hebben alle tijd om een boek te scoren.
“Rare naam, hoor, De Nieuwe Boekhandel! Na een week of twee is de nieuwigheid er toch wel vanaf?”, roept een goedgebekte buurtbewoner. “Stel je voor; de nieuwe vishandel! Nou, daar ga ik geen vis halen van twee weken oud!” Gelach stijgt op, de deur gaat open.
Bonnetjes vliegen over de toonbank richting kassa, boeken de andere kant op. Gretig wordt er gebladerd door de dromen, koffie gedronken, taart gegeten. Er klinkt gemor als iemand voordringt, er wordt voorgedragen uit de lange reeks dromen voor het land. Als iemand roept dat dit een cadeau is van het volk voor de nieuwe koning, dringt de goedgebekte man weer naar voren.
“Dus wij betalen dit eigenlijk zelf?”, vraagt hij aan niemand in het bijzonder. “Dat zou u zo kunnen zien, ja”, antwoordt de eigenares beduusd.
De man denkt even na, bladert nog eens door de pagina’s en laat uiteindelijk een luide boer die galmt door de winkel.
“Dan wil ik mijn geld terug! Aan sigaren uit eigen doos doe ik niet!”, besluit hij. Een man in krijtstreep kijkt verstoord op en stapt naar voren. “Zeg heerschap”, zegt hij. “Dit is een nette zaak. Laten we dat zo houden, vindt u niet?” “Waar bemoei jij je mee? Ga even lekker bonusjes graaien op de beurs of zo.” Gejuich stijgt op. De eigenares probeert zich te mengen in het gesprek. “Wil iemand nog een kop koffie?”, vraagt ze om de boel tot bedaren te brengen.
Het verzoek is aan dovemansoren gericht. De in joggingpak gestoken buurtbewoner klimt op een niet bestaand spreekgestoelte en begint een preek. “Luister goed, pratende stropdas! Door mensen als jullie is het crisis terwijl wij maar krom liggen! De slechtst betaalde, godvergeten kutbaantjes gaan naar zzp’erende Polen en Roemenen die werken voor een paar duppies per uur terwijl de kans op sex met Doutzen Kroes tegenwoordig groter is dan de kans dat je een uitkering krijgt. Als er dan een nieuwe koning komt, die zestien paleizen bezit van Wassenaar tot Argentinië, denk je “god, die Willem zal wel blij zijn met zijn nieuwe djoppie. Die zal vast wel gaan trakteren.” Dan verwacht ik niet dat ik in deze elitaire literatyfustoko ook nog eens zelf moet betalen voor dat kutboekie van hem. Met z’n paar honderd dromen waar alleen debielen en koningen in geloven. Of geloof jij wel dat Nederland ooit een land wordt waarin niemand meer arm is en iedereen aardig doet tegen elkaar? Zeg het maar, hoor!”
De man in pak loopt naar de kassa, schudt zijn hoofd en rekent een boek af. Als hij de winkel uitloopt, onder hoongelach van de buurtbewoners, steekt hij zijn zojuist gekochte aanwinst onder de arm. Het is niet het dromenboek – dat is niet voor hem bedoeld.