
De eerste reflex van veel mensen bij het nieuws dat cabaretier Patrick Laureij geen hulphond in zijn zaal wilde, was er één van walging, boosheid en verontwaardiging. "Hoe dúrft hij? Dit is discriminatie? Dit gaat om toegankelijkheid?"
Maar misschien is het verstandig om niet te reageren vanuit reflex, maar vanuit reflectie. Want zodra we iets langer nadenken, verschuift de vraag. Dan gaat dit helemaal niet meer over mensen. Het gaat over dieren.
Dieren zijn geen objecten. Geen hulpmiddelen. Geen verlengstukken van menselijke autonomie. Een hulphond is géén assistent zoals een tas, een jas of een stok die je zomaar meeneemt naar waar jij wilt zijn. Het is een levend wezen, met gevoelens, stressreacties, zenuwstelsel, emoties, grenzen en behoeften.
Een hond die geconfronteerd wordt met harde muziek, flitsend licht, sterke geuren, dichte mensenmassa’s en onvoorspelbare geluidsgolven, raakt overweldigd en angstig. Dat is geen klein ongemak, dat is lijden. En dat lijden is moreel onaanvaardbaar - hoe nobel het doel van de mens ook mag zijn. En als de hond rustig lijkt dan komt dit omdat hij zo getraind is, hetgeen niet wil zeggen dat de plek fijn is voor een dier.
Dit is opnieuw een helder voorbeeld van antropocentrisme: de mens als middelpunt, als maatstaf, als degene die bepaalt wat mag en moet. Andere dieren bestaan in dat perspectief vooral om te dienen: in de vee-industrie als productie-eenheid, in laboratoria als medicijn-testmiddel , in jachtgebieden als doelwit voor amusement op TV, in politietrainingsprogramma’s als wapen, in circussen als bron van spektakel en ja, ook als hulphond: een instrument om menselijke ontoegankelijkheid of ongemak te verminderen.
In al die gevallen is de vraag zelden: Hoe ervaart het dier dit? De vraag is steeds: Wat levert het de mens op?
Theaters, concertzalen en stadions zijn ontworpen voor het menselijke dier. Voor onze zintuigen, onze emoties, onze verlangens naar prikkeling en vermaak. Ze zijn geen neutrale ruimtes. Ze zijn gemaakt om intens te zijn. Een hond - of welk ander dier dan ook - bevindt zich daar niet in zijn natuurlijke habitat of prettige omgeving, maar in een overweldigend, onnatuurlijk en potentieel traumatiserend prikkelend landschap.
Ik heb het zelf gezien, meer dan eens. Een hond die in een grote zaal stond te hijgen, te trillen, te piepen, met het lijf laag bij de grond, ogen groot van stress. En daar zat het publiek dan, ongemakkelijk, zwijgend, met een soort collectief: "maar het is toch voor een goed hulpdoel?" Nee. Het is voor het gemak en de wensen van mensen, en het dier betaalt de nare hoge prijs.
En om het concreter te maken: wat voor ons hemels kan zijn, kan voor een dier een hel zijn. Ik denk aan de muziek van Hans Zimmer - episch, overweldigend, schitterend voor ons. Maar voor een hond in een zaal met tig decibel aan lage en hoge tonen, harde bassen, trillende vloeren en knetterende percussie is dit geen kunst. Dit is oorlog. Dit is angst. Dit is overprikkeling tot in het zenuwstelsel.
En daar zag ik die arme hond terwijl het baasje genoot.
Natuurlijk gun ik mensen met beperkingen toegang. Wie niet? Natuurlijk gun ik iedereen deelname aan het culturele leven. Maar sommige beperkingen mag je niet oplossen door een dier als robot, als buffer, als instrument in te zetten. Niet alles mág opgelost worden door een ander wezen in te zetten als mechanische constructie.
Ja, hulphonden kunnen een waardevolle rol hebben. Een prachtige rol zelfs. Maar niet altijd. Niet overal. En zeker niet onder alle omstandigheden. Dierenwelzijn en gezondheid moeten altijd prevaleren boven menselijke belangen. Een recht dat ten koste gaat van een ander wezen is geen recht. Het is dan juist een vorm van discriminatie van dieren, speciesisme, dat tot uitbuiting leidt.
Dit past in een lange bredere culturele beweging waarin alles mogelijk moet zijn, alles toegestaan, alles afdwingbaar, alles opeisbaar - al kost het een ander (mens of dier) nog zoveel. We zien hetzelfde bij ouders die baby’s meenemen naar voetbalwedstrijden met 40.000 schreeuwende mensen, of naar metalconcerten waar de decibellen letterlijk gehoorschade veroorzaken. Want wij willen dit, en dus moet het kunnen. Maar willen betekent niet mogen. En kunnen betekent niet moeten. Vrijheid zonder verantwoordelijkheid is geen vrijheid. Het is dominantie.
Het is tijd om te erkennen dat dieren geen automaten of goederen zijn die onze levens moeten ondersteunen terwijl wij onze grenzen eindeloos verleggen. Een dier is een wezen met een recht op rust. Op veiligheid. Op stilte. Op ruimte. Met een eigen waarde en integriteit.
Dus ja: een cabaretvoorstelling zonder hulphond is geen aanval op mensen. Het is een verdediging van een dier. Een dier is een subject, geen object.
Dieren verdienen onze zorg, niet onze aanspraken. Ze verdienen respect, geen instrumentalisering. Ze verdienen liefde. Laat dieren met rust. Altijd. Theaters zijn voor mensen, honden houden van manden.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.