
Het aantal Nederlanders is in vijftig jaar tijd verdubbeld, maar het aantal Kamerleden is gelijk gebleven. Daardoor vertegenwoordigt één Kamerlid inmiddels 120.000 inwoners. Is het niet tijd om de kamer mee te laten groeien met de bevolking?
Tussen 1848 en 1888 bestond een link tussen het aantal Kamerleden en het aantal inwoners: 1 per 45.000. Dit betekende dat het aantal zetels meegroeide met het aantal inwoners. Na een grote grondwetwijzing in 1888 werden het een vaste 100 Kamerleden. In 1956 werd dat nogmaals verhoogd tot 150. De verhouding was toen eén kamerlid voor 72.000 inwoners. Sindsdien is het aantal Nederlanders verdubbeld, terwijl het parlement even groot bleef. Resultaat: één kamerlid moet 120.000 Nederlanders vertegenwoordigen.

Als je het Nederlandse parlement vergelijkt met Europese landen met een vergelijkbare populaties, staan we er slecht voor. Zelfs een veel groter land met een grotere populatie als Polen, heeft de vertegenwoordiging beter op orde. Ons parlement is – kijkend naar het aantal leden - een van de kleinste parlementen van Europa.

Kleine partijen, grote portefeuilles
Naast het vertegenwoordigen van het volk, moeten Kamerleden ook de regering controleren. Dat gebeurt vooral in 39 commissies, waar begrotingen, handelingen en wetten per beleidsterrein worden besproken. Idealiter is elk parlementariër lid van één commissie zodat Kamerleden zich kunnen verdiepen en scherp kunnen controleren. Deze controle schoot onder meer te kort bij het toeslagenschandaal.
Dit is nu niet het geval. Elke partij wil ten minste één Kamerlid in elke commissie hebben, om het standpunt van de partij te vertolken. Door de hoeveelheid kleine partijen zit een kamerlid al snel in een stuk of 10 commissies. SGP-fractievoorzitter Chris Stoffer zit er zelfs in 17. Al deze commissies houden debatten, ontvangen brieven en vereisen voorbereiding. Ook zijn ze vaak tegelijkertijd, waardoor parlementariërs létterlijk van commissie naar commissie moeten rennen.
Met meer Kamerleden kan het commissiewerk beter verdeeld worden. Parlementariërs hebben dan meer tijd en ruimte hun werk goed te doen. Regeringen worden beter gecontroleerd en maken daardoor waarschijnlijk ook betere beslissingen. Kamerleden die de regering goed controleren ons land absoluut ten goede.
Baudetten versus Grinswissen
Als laatste argument moeten partijen kiezen wie ze op hun lijst willen. Kamerleden met een vlotte babbel staan meestal hoger dan dossiervreters en experts. Zo maakt Thierry Baudet elke week wel een opvallende opmerking voor de camera’s. Ondertussen heeft hij al 3 jaar geen amendement of wetsvoorstel ingediend. Pieter Grinwis (wie?) schreef er 9, alleen al in november. Kamerleden die we veel zien, zijn niet per se goed in hun werk.
Dan hebben we ook nog de beperkte expertise die de 150 Kamerleden meebrengen. Het scheelde weinig of we hadden geen één expert meer voor digitale veiligheid: Barbara Kathmann stond op de lijst van GroenLinks-PvdA op 32e plek, maar kreeg genoeg voorkeursstemmen om Kamerlid te blijven. Luciënne Boelsma is de enige agrariër in het parlement, terwijl Den Haag constant over de landbouw praat. Deze experts zijn hard nodig, maar zijn steeds minder aanwezig.
Meer Kamerleden betekent meer werknemers en meer salarissen, maar de kosten zijn beperkt vergeleken met ministeries. Bovendien bespaart betere wetgeving uiteindelijk geld: de toeslagenaffaire (5,3 miljard) en box-3 terugbetalingen (ruim 4 miljard) tonen hoe duur slechte controle kan zijn. Moge duidelijk zijn dat Nederland een verdubbeling van het parlement wel kan gebruiken. Welk Kamerlid heeft tussen het rennen door een mogelijkheid dit plan op papier te zetten?
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.