Drieduizend verdachten
• 05-11-2010
• leestijd 3 minuten
Mensen met een mening willen een straf nog wel eens louter koppelen aan een strafbaar feit.
Doodslag. Poging moord. Minstens tien jaar. Want dat is rechtvaardig.
Ik heb ruim drieduizend verdachten voorbij zien komen. En misschien ben ik wel gek. Maar ik koppel straffen al lang niet meer aan een strafbaar feit. Wel aan een strafbare dader. En de omstandigheden.
Op 22 juli 2010 plant de 36-jarige Anton een vleesmes in de buik van Harry, de ex van zijn vriendin. Het mes sloopt het buikvlies en raakt de darmen. Op vijf plekken. De buikholte vult zich met bloed. Vrienden van Harry rijden hem naar het ziekenhuis. Twee operaties. Twaalf lange dagen op een ziekenhuisbed. Harry kan het navertellen.
Justitie gaat voor een poging moord. Want Anton wist dat Harry zou komen. Er was eerder ruzie geweest. Telefonisch contact. Toen hij door de deur kwam, liep Anton naar de keuken. Meter of tien heen. Vleesmes in de handen. Meter of tien terug. Steek.
Anton heeft na kunnen denken over zijn handelen. Meter na meter. En toch stak hij. Dat heet moord. Het bleef bij een poging, want Harry is er nog.
Justitie rekent voor een ‘standaard’ poging tot moord drie jaar gevangenisstraf. Noem het een richtlijn.
Maar dit keer niet. Uit het strafdossier blijkt namelijk dat Harry met kwade bedoelingen naar de woning van Anton is gekomen. Dat hij samen met een vriend even verhaal kwam halen. En dat Anton de politie vier keer had gebeld om hulp. Omdat hij wist dat boze Harry langs zou komen.
Harry kwam niet om te onderhandelen. Meteen bij het openen van de deur gaf hij Anton een klap voor zijn kop. Hij was de agressor. Zocht zelf de confrontatie. In het huis van een ander.
Harry blijft slachtoffer. Hij kreeg het mes in zijn buik. Maar hij is wel een slachtoffer met een smetje. Geen toevallige passant. Bovendien heeft Anton een stoornis. Narcistische krenking. En dus volgt justitie de richtlijn niet. En gaat voor een eis van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
De dader straffen en niet louter de daad.
Op 23 april haast Sylvia zich door het stadsverkeer naar het ziekenhuis. Naast haar zit haar vriend. Niet veel later sterft hij. In zijn borst zit een steekwond van zeven centimeter. Het duurt even, maar Sylvia geeft toe. Zij heeft het mes in handen gehad.
Justitie eist een gevangenisstraf van zeven jaar. Voor doodslag. Voor het toebrengen van onherstelbaar leed bij de nabestaanden.
De rechtbank ziet het anders. Sylvia is inderdaad schuldig aan doodslag. Maar ze had geen boze opzet. De vrouw greep een mes van haar vriend tijdens een ruzie en hield dat in haar hand. In de worsteling die volgde, verdween het mes in de borst. Zeven centimeter.
Geen boze opzet. Maar wel het risico op de dood genomen. Door tijdens een worsteling een mes in de handen te houden. Goed voor een gevangenisstraf van vier jaar. En geen dag meer. De rechtbank neemt mee dat de twee al langer in een gewelddadige relatie zaten. Met een hoop spanning. Het was nooit de intentie van de vrouw om haar vriend te doden.
Natuurlijk kun je best recht in de leer blijven en eisen dat een doodslag simpel een doodslag is. Dat er iemand om het leven is gekomen. Of bijna. En dat er dus een standaard straf moet volgen. Tien jaar achter de deur voor Sylvia. Anton voor jaren uit de maatschappij.
Dat kun je willen.
Maar is dat ook rechtvaardig?