Kennelijk is het de bedoeling dat de burger juist géén invloed heeft op zijn publieke omroep
Maandag trachtte de rechterkant van de Nederlandse politiek opnieuw de bijl te zetten in de publieke omroep. VVD-staatssecretaris Sander Dekker had het startschot gegeven door zich de laatste maanden openlijk te bemoeien met de programmering. Hij wil niet dat er van ‘onze’ belastingcenten amusement wordt geboden dat net zo goed door de commerciëlen gemaakt kan worden. Er stonden Kamerleden genoeg klaar om er met die bal vandoor te gaan.
D66 eiste dat de omroepen zich uitsluitend zouden beperken tot klassieke radio en televisie. Innovatieve manieren om content te verspreiden, zoals dat tegenwoordig heet, zouden voor hen taboe moeten zijn want dat was concurrrentievervalsing.
Het getuigt allemaal van een diepe ouderwetsigheid. Technologische vooruitgang maakt het mogelijk beeld en geluid via verschillende informatiedragers naar buiten te brengen. Ook ontstaan er nieuwe manieren om die met tekst te combineren. Het is dan absurd om de omroepen te verbieden van die mogelijkheden gebruik te maken. Ooit bepaalden gemeentebesturen dat auto’s vooraf gegaan moesten worden door een man met een rode vlag. Het is een beetje die mentaliteit.
Maar er zit nog iets anders achter. Nederland kent vanouds een heel bijzonder omroepsysteem. De uitzendingen worden al bijna een eeuw niet gemaakt door de overheid of door een of andere onafhankelijke stichting, maar door organisaties van kijkers en luisteraars. Zo kon een bij uitstek pluriforme omroep ontstaan waar ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is.
De greep van de leden op hun eigen omroep is altijd vrij gering geweest. Daar zorgden statuten en procedures wel voor. Je zou denken dat een kritische en democratische politiek afdwingt dat de achterban daadwerkelijke invloed krijgt op hun omroep, dat de zendvergunning afhankelijk is van een werkelijk democratische structuur. Het tegendeel gebeurt. Geen mens vraagt om interne hervorming van de omroepen. Tegelijkertijd wordt de macht van deze organisaties steeds weer beknot ten gunste van de gezamenlijkheid met haar bobo-bestuur en de ‘netmanagers’. Alle nieuwe maatregelen leiden er juist toe dat de leden op een grotere afstand van hun omroepen worden geplaatst. Zo werd hen niets gevraagd toen Den Haag zogenaamd om efficiencywinst te boeken omroepfusies afdwong. Kennelijk is het de bedoeling dat de burger juist géén invloed heeft op zijn publieke omroep.
Ook Sander Dekker heeft de burger niets gevraagd voor hij de aanval opende op de amusementsprogramma’s. Hij gaat er kennelijk voetstoots vanuit dat de gemiddelde Nederlander zijn belastinggeld slecht besteed acht als de NPO amusementsprogramma’s en films biedt die wel omkranst worden door commercials maar daardoor niet om de haverklap worden onderbroken. Ook Dekker heeft lák aan de burger.
Zo wordt er aan gewerkt om de publieke omroep terug te brengen tot een klein schor zendertje, irrelevant en geen bedreiging voor het grote geld of voor de gevestigde orde in media en politiek. Er moest eens een omroep ontstaan niet alleen vóór maar ook ván het volk. De gruwel! The horror!