Deetman verliest behoeften slachtoffers uit het oog
• 11-12-2010
• leestijd 4 minuten
Zij willen erkenning voor wat hen is aangedaan en ze willen daarmee weer als mens, als individu in ere worden hersteld
Toen Wim Deetman bij de start van zijn commissie aankondigde dat het deelrapport over hulp aan slachtoffers niet pas aan het einde zou verschijnen maar al veel eerder, was ik daar blij mee. Hij maakte ermee duidelijk dat de zorg en aandacht voor de slachtoffers centraal moest staan. Nu dit eerste rapport verschenen is, ben ik precies op dat punt teleurgesteld, want het is een – op zich nuttig – puur bestuurlijk-organisatorisch verhaal geworden. En dat is pijnlijk voor de slachtoffers.
Hadden we dat kunnen zien aankomen? Ik schreef bij het installeren van de commissie: “Ik ben […] blij met de breedte van de beoogde onderzoekscommissie, al ben ik wel benieuwd naar de redenen voor de bemensing. […] Het zijn vast goede mensen en wetenschappers, maar ik kan bij de heren [de dames zijn meer thuis in de thematieken] niet ontdekken wat hun bijzondere expertise is voor dit onderwerp. Dat geldt natuurlijk ook voor de voorzitter, Wim Deetman zelf. Een kundig bestuurder, breekijzer soms, die ook in staat is een betrokken pastorale toon neer te zetten. En handig op het snijvlak van kerk en politiek. Dat is natuurlijk allemaal van belang voor een voorzitter. Maar dan is het toch wat vreemd dat er geen mensen in zitten die specifiek verstand hebben van het grensgebied tussen religie en seksueel misbruik, van de psychologische kanten van priesterschap en celibaat.”
Ik wilde, ook met mijn kritische vragen, de commissie graag het voordeel van de twijfel geven. Dat ze dit onderzoek oppakken en het zo grondig doen, is alleen maar winst. Dat ze daarbij niet alleen veel formele meldingen ontvangen hebben, maar ook uitgebreide gesprekken hebben gevoerd met groepen slachtoffers die hun verhaal konden doen, prima. En dat Deetman dat niet alleen kerk-kritisch maar ook pastoraal kan verwoorden, liet hij ook bij de persconferentie weer eens zien. Maar dat wordt vervolgens helaas wel gelogenstraft door de inhoud van het rapport. Ik vrees dat we het hoge bestuurlijke gehalte van de commissie terug zien in de manier van werken. En dan zijn de slacht0ffers buiten beeld, zelfs in het rapport over hulp en opvang. Sterker nog: de inleiding begint met “Dit onderzoek naar en advies over het functioneren van Hulp & Recht…” – alsof dát de spits was!
In het onderzoeksvoorstel had hij het nog zo goed geformuleerd: “Daarom zal de commissie zich bezig moeten houden met de vraag welke schade er bij de slachtoffers is ontstaan in termen van trauma, verdriet, leed en geschonden vertrouwen.” En ook al schreef hij er tot mijn verbazing bij dat ze “geen deel [waren] van het wetenschappelijk onderzoek als zodanig”, het kreeg toch veel nadruk. Een van de onderzoeksvragen luidde zelfs: “Waarmee zijn de slachtoffers van het misbruik op dit moment het meest geholpen? Welke rol en verantwoordelijkheden liggen er hier voor de R.K. Kerkprovincie?” De tweede helft van die onderzoeksvraag komt uitgebreid aan de orde (vooral in organisatorische zin). De eerste helft echter ontbreekt. Welk onderzoek heeft de commissie dan nu gedaan om te ontdekken wat slachtoffers nodig hebben? Wat hebben die gesprekken met 290 slachtoffers duidelijk gemaakt als het gaat om vraag waarmee zij het meest zijn geholpen? Het wordt op geen enkele manier duidelijk. Wat we krijgen is een reorganisatie van hulp en recht, een voorstel voor collectieve genoegdoening, en een lijst met hulpverleningsadressen. Allemaal goed en nodig, maar paradoxaal genoeg zijn daarmee de ervaring en behoefte van de slachtoffers buiten beeld…
Het pijnlijke daarvan is, dat het met alle goede intenties slachtoffers opnieuw tot objecten maakt van een institutionele bezigheid. Het diepste verwijt aan de RK Kerk in de hele misbruik-affaire is dat men het beschermen van het instituut belangrijker vond dan het beschermen van kwetsbare individuen. En helaas wekt dit rapport de indruk dat het reorganiseren van de procedures meer aandacht krijgt dan de behoeften van de slachtoffers. Dat is ernstig, met name omdat de commissie bij een deel van de slachtoffers het voordeel van de twijfel aan het verliezen is of al verloren heeft. Dat wil zeggen: deze mensen voelen zich onvoldoende erkend en serieus genomen. Als gevolg daarvan zullen sommigen zich nog harder gaan opstellen en hogere eisen stellen – ook financieel. Want uiteindelijk zitten slachtoffers meestal helemaal niet te wachten op geld, niet op reorganisaties en niet op hulpverleningsadressen. Ze willen erkenning voor wat hen is aangedaan en ze willen daarmee weer als mens, als individu in ere worden hersteld. En hoe noodzakelijk ook de verbeteringen die Deetman voorstelt, daar draagt dit rapport tot mijn grote teleurstelling niet aan bij.