
Extreemrechts radicaliseerde slechts een bestaand narratief.
Het debat dat in Nederland bekend werd als het “multiculturele drama” destijds geïnitieerd door de kringen van Wiarda Beckman Stichting, was geen neutrale analyse van integratieproblemen, maar een fundamentele politieke keuze. Een keuze om culturele diversiteit te framen als probleem en nationale cultuur als oplossing.
Daarmee werd een manier van denken genormaliseerd die niet alleen tekortschietend was, maar ook grensoverschrijdend: grensoverschrijdend omdat zij kwetsbare groepen verder marginaliseerde en de weg vrijmaakte voor extreemrechts.
Door multiculturaliteit te presenteren als oorzaak van segregatie, verlies van samenhang en maatschappelijke spanningen, verschoof het politieke debat van sociale ongelijkheid naar culturele geschiktheid. Problemen die voortkwamen uit armoede, arbeidsmarktongelijkheid, discriminatie en neoliberaal afbraakbeleid werden herleid tot “botsende waarden” en “gebrek aan integratie”. Dat is geen analyse, maar cultuurnationalisme: het idee dat de samenleving in essentie een cultureel geheel is dat beschermd moet worden tegen vermeende ontwrichting van buitenaf.
Deze manier van redeneren had concrete gevolgen. Onder het mom van “integratiebeleid” werd het toen nog nauwelijks ontwikkelde emancipatiebeleid voor migranten stopgezet. De overheid trok zich terug en liet immigranten achter in kille, neoliberale omstandigheden waarin zelfredzaamheid werd geëist zonder gelijke kansen te bieden. Dat leidde niet tot integratie, maar tot verdere uitsluiting. De achterstelling van burgers met een migratieachtergrond raakte zo dieper verankerd in de samenleving.
Tegelijkertijd bood dit debat extreemrechts een gespreid bedje. Extreemrechtse partijen hoefden het probleem niet opnieuw te definiëren; dat was al gebeurd. Zij hoefden het bestaande cultuurnationalistische kader slechts te radicaliseren door het expliciet te richten op moslims en niet-westerse immigranten. Door cultuur centraal te stellen in plaats van ras, kon uitsluiting worden gelegitimeerd zonder openlijk racistisch te lijken. Niet mensen werden afgewezen, zo luidde het verhaal, maar “waarden”. In werkelijkheid bleef het effect hetzelfde: hele groepen werden neergezet als structureel problematisch en blijvend buitenstaander.
Dit denken sluit aan bij een impliciete omvolkingslogica. Zonder expliciet over bevolkingsaantallen te spreken, wordt de natie voorgesteld als cultureel bezit dat kan worden verdund of verdrongen. Niet-westerse culturen verschijnen als bedreiging voor een vermeende nationale culturele overheersing. Dat is ideologisch gevaarlijk, omdat het aanwezigheid zelf tot probleem maakt. Integratie wordt in deze logica nooit voltooid, omdat het tekort niet in gedrag of participatie zou zitten, maar in wie men is.
Wat deze benadering extra problematisch maakt is dat zij vaak wordt verpakt in progressieve taal. Begrippen als vrouwenrechten, vrijheid van meningsuiting en democratie worden ingezet om culturele hiërarchieën te rechtvaardigen. Het Westen verschijnt als universeel en emancipatoir, het niet-westerse als achtergesteld en seksistisch.
Dit is geen echte kritiek, maar pseudo-dekolonialiteit: een manier van spreken die koloniale hiërarchieën reproduceert terwijl zij beweert ze te bestrijden. Daarmee is het debat over het “multiculturele drama” geen vergissing uit het verleden, maar een historisch gekozen denkraam met blijvende gevolgen. Het verklaart waarom extreemrechts zo gemakkelijk kon groeien: het sprak niet in een vreemde taal, maar in een al vertrouwde. De normalisering van cultuurnationalisme maakte radicalisering mogelijk. Juist daarom is kritiek op dit debat geen academische luxe, maar politieke noodzaak.
Immigranten behoren voor 99,99 procent tot de werkende klasse van Nederland. Hun maatschappelijke achterstelling is geen cultureel probleem, maar een sociaaleconomisch en politiek falen. De kringen van Wiarda Beckman Stichting hadden bij uitstek traditiegetrouw de belangen van werkenden centraal moeten stellen, ongeacht afkomst en zich niet moeten laten leiden door nationale cultuur als verklaringsmodel.
Dit artikel moet worden gelezen als kritische feedback, in kameraadschap, niet als afrekening. Nationalisme is gevaarlijk wanneer het de blik van werkenden vernauwt tot culturele verschillen. Dan verliest het zijn socialeeconomische kern en ontaardt het in cultuurnationalisme dat extreemrechts voedt.
Een alternatief is noodzakelijk. Dat begint bij herstel van kritisch universalisme en een kritisch kosmopolitisch perspectief dat pluraliteit niet ziet als bedreiging, maar als een onmisbaar onderdeel van democratie. Zolang nationale identiteit fungeert als normatief filter voor burgerschap, blijft uitsluiting ingebakken in het debat.
Pas wanneer gelijkwaardigheid weer het uitgangspunt wordt, niet culturele geschiktheid, kan de schade van het “multiculturele drama” werkelijk worden hersteld.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.