Mijn derde parlementaire hoorzitting over Afghanistan kende geen warm welkom
Vooropgesteld. Het blijft een eer: als genodigde je Afghanistan-ervaringen delen met de vaste Kamercommissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Veiligheid en Justitie. De overlast, drie uur rijden vanuit mijn woonplaats Brussel, neem ik op de koop toe. Je bent gewenst, althans, dat denk ik. De toegang tot de burcht, die het Nederlandse parlement tegenwoordig is, vormt het eerste obstakel. ‘U staat als journalist op de lijst! Waar is uw perskaart?’ vraagt de portier. Mijn tegenwerping dat ik gast ben, maakt geen indruk. Geen perskaart, geen toegang. Drie telefoontjes later mag ik dan toch naar binnen en ga zitten op de zwarte klapstoeltjes van de Thorbeckezaal. Net op tijd om van de Afghaanse minister van Binnenlandse Zaken Bismillah Mohammadi te horen dat hij een nieuwe uitzending, waarover de volksvertegenwoordiging deze week een beslissing neemt, ‘levensbelangrijk’ vindt.
Mijn boosheid zakt als ik de vrouwelijke bode, donker pak, halflang haar, de commissieleden en andere genodigden koffie zie inschenken. ‘Mag ik ook?’ vraag ik. ‘Nee’, klinkt het bot. Het koffieapparaat in de hal accepteert alleen een Nederlandse chipknip. Een iets gemoedelijker bode met grijs haar komt een half uur later met een tussenoplossing: ‘U kunt koffie krijgen, maar die moet u buiten opdrinken.’ Daarvoor bedank ik. De hoorzitting met 28 sprekers is te interessant om ook maar iets te missen. Militaire commandanten en politiemensen vertellen wat volgens hen het nut is van de voorgenomen uitzending van 545 Nederlandse politietrainers en hun bescherming, naar met name de Noord-Afghaanse provincie Kunduz.
Ondertussen erger ik me aan de agenda-indeling. Pas na vijfenhalf uur, ver over de helft van de beschikbare spreektijd, komen de eerste tegenstanders van de missie aan het woord. Willem van der Put, directeur van de hulporganisatie HealthNet TPO, meent dat meer militairen de ‘geweldsspiraal voeden’. Dan dient het volgende incident zich aan. Misschien is het de ronde Afghaanse hoed (pakol) op mijn hoofd die wantrouwen wekt, maar als ik een foto wil maken van de sprekers ijlt de vrouwelijke bode naar me toe. ‘U moet die wissen of de zaal verlaten.’ Wijzen op circa vijftien collega’s die ook foto’s en video-opnamen maken, biedt geen soelaas. Een foto deleten doe ik niet. Dus opstappen.
SP-Tweede-Kamerlid Harry van Bommel weet me na een uur weer binnen te krijgen. Stilletjes neem ik plaats aan een tafel vooraan. Ditmaal briest een overijverige bode: ‘Als u geen perskaart hebt, mag u hier niet zitten.’ Boos door zoveel brutaliteit, de stoel is vrij, been ik opnieuw weg, op de hielen gezeten door een griffierhulpje dat roept dat het allemaal op een misverstand berust.
‘Vijf jaar geleden ben ik ook al beledigd, bij een hoorzitting over Uruzgan!’ roep ik. ‘Toen is me het spreken ontnomen.’ Even later belt commissievoorzitter Nebahat Albayrak me op, zich verontschuldigend: ‘Mogen we toch op u rekenen?’ Dus ik meld me voor de derde maal. De missie is een absurd idee, is mijn stelling. Er wordt aandachtig geluisterd. In mijn achterhoofd denk ik: we moeten geen politietrainers naar Afghanistan sturen, we moeten Afghanen uitnodigen om hier lessen in gastvrijheid te geven!
Het verhaal U mag hier niet zitten plus de reacties staat in De Pers.
Voor de goede orde. Ik was tweemaal eerder gast bij een Uruzgan-hoorzitting. De eerste maal was in 2006, voor de beslissing en in 2008 bij de ‘alternatieve’ hoorzitting voor de verlenging. De foto is DE FOTO. Genomen met mijn iPhone bij de derde hoorzitting deze week. Niets bijzonders lijkt me met wat sprekers achter de vergadertafel. Maar verboden in onze Tempel van de Democratie. Op de voorgrond zit overigens mijn beste collega Kustaw Bessems die mij uitnodigde voor de koffie mét lunch. Hij wel. Later ging ik op precies die plek zitten. Dat is dus verboden. De stoel ernaast bleef al die tijd leeg, dus plek genoeg lijkt mij.
Dit artikel verscheen eerder op de website van Arnold Karskens