Mag ik even uw aandacht voor een vergeten groep slachtoffers van de economische crisis?
Er vindt op dit moment een ware slachting plaats onder consultancy- en adviesbureaus die de afgelopen jaren de overheid hebben geadviseerd. De Tweede Kamer heeft in mei 2010 het voorstel van Emile Roemer overgenomen dat ministeries niet meer dan 10 procent van hun personeelskosten mogen uitgeven aan dure externe medewerkers. Dat levert veel geld op, externe managers kosten vaak meer dan 3.500 euro per dag. De ministeries gaven gemiddeld 13 procent uit aan externen. Vorig jaar hebben zij een kwart minder uitgegeven, dat leverde een besparing op van bijna 260 miljoen. De Roemernorm van 10 procent wordt steeds vaker overgenomen door gemeenten en provincies. En ook daar is nog veel te besparen: gemeenten gaven gemiddeld 18,5 procent uit aan externen, provincies zelfs 24 procent.
Een belangrijk argument voor het inhuren van dure externe medewerkers was de marktwerking. Goede mensen zouden voor een normaal inkomen niet meer te krijgen zijn. Dat argument snijdt geen hout: nu overheden minder dure externen inhuren, gaan veel commerciële bureaus failliet. Al die overbetaalde externen blijken helemaal niet elders aan de slag te kunnen. Theo Camps, bestuursvoorzitter van Berenschot, beklaagt zich juist dat door de crisis marktwerking ontstaat. In het blad Binnenlands Bestuur zegt hij: ‘De prijzenslag vervalst de concurrentie.’ Maar die dure externen waren toch ingehuurd vanwege de marktwerking? Blijkbaar niet: ‘Inmiddels zijn externen onderdeel geworden van het bedrijfsmodel van de lokale overheid.’ Volgens Camps zijn die dure externen eigenlijk gewoon ambtenaren. Maar waarom zouden we die dan 3.500 euro per dag moeten betalen?
Interessant is ook de bijdrage van Ron Steens, voorzitter van de Raad voor het Interim Management:
Het eerste wat gemeenten deden, was alle tijdelijke krachten eruit sturen. Dat is weliswaar een gemakkelijke manier om van mensen af te komen, maar mijn vraag is dan wel: wat zaten al die externen daar te doen als je zo gemakkelijk afscheid van ze kunt nemen?”
Goede vraag, Steens! Dat vroeg ik mij ook af! Gemeenten kijken volgens Steens, tevens directeur Interim-Management van HRM-consultancy GITP, ‘alleen naar wie er het gemakkelijkste weg kan worden gestreept. Dat is de omgekeerde wereld.’ Maar waarom zou dat de omgekeerde wereld zijn? Een goede consultant zou toch juist moeten adviseren om eerst de allerduurste medewerkers, die het allerminste nodig zijn, weg te bezuinigen? Waarom zouden we eerst moeten bezuinigen op vaste medewerkers die wel goed werk leveren?
De krokodillentranen van BMC, Berenschot of Twijnstra Gudde laten precies zien waarom we moeten bezuinigen op dure externen. Deze medewerkers worden helemaal niet aangenomen vanwege de marktwerking, of omdat ze zo’n goed werk leveren. Externen worden vaak aangenomen door andere externen: commerciële bedrijven hebben zich ingevreten in de overheid – en besluiten elk advies met de conclusie dat nog meer externen nodig zijn. Als u Binnenlands Bestuur ter hand neemt, kijk dan ook even naar het interview met Jaap Boonstra, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Die geeft overheden een gratis advies: ‘Ze hebben genoeg kennis in huis om veel zaken zelf te doen.’ De Roemernorm biedt gemeenten en provincies niet alleen de mogelijkheid om flink te bezuinigen, maar ook om zichzelf te bevrijden van dure commerciële bureaus. De tranen van de consultant zijn de bevrijding van de publieke sector.