De psycholoog Walter Mischel werd in 1972 wereldberoemd door het uitvoeren van de ‘ marshmallow-test ’. Hierbij werd kinderen van vier jaar een marshmallow voorgeschoteld die ze niet mochten opeten. Wanneer ze de lekkernij een kwartier konden weerstaan, kregen ze hiervoor als beloning maar liefst twee marshmallows. Door middel van dit onderzoek werd het doorzettingsvermogen van de kinderen en het uitstellen van het verlangen op de korte termijn onderzocht. Dit bracht jaren later aan het licht, dat de kinderen die een kwartier hadden gewacht op de dubbele dosis marshmallows gelukkiger waren en een beter zelfbeeld hadden dan de kinderen die destijds geen weerstand konden bieden tegen die ene marshmallow.
Als we deze uitkomsten vergelijken met de huidige staat van het onderwijs, kunnen we tot de conclusie komen dat dit onderwijs al geruime tijd zoekende is naar een educatieve invulling om leerlingen op een zo intrinsiek mogelijke manier te bereiken en ze voor te bereiden op een maatschappelijk verantwoorde toekomst. Veelbelovend klinkt op dit gebied het advies van Platform Onderwijs 2032, dat al in januari haar eindrapport mocht uitreiken aan staatssecretaris Dekker. Hieruit blijkt dat de rode draad bestaat uit het zoeken naar een beter evenwicht tussen de drie kerndoelen van het onderwijs (kennisontwikkeling, persoonsvorming en maatschappelijke toerusting), waardoor de leerlingen een leven tegemoet gaan waarin zij ‘vaardig, aardig en waardig’ zullen zijn.
Utopisch ideaalplaatje De kenmerken die in het rapport worden beschreven zijn achtereenvolgens: het ontwikkelen van kennis en vaardigheden, vorming van persoonlijkheid, om leren gaan met vrijheid en verantwoordelijkheid, de digitale wereld en betekenisvol onderwijs op maat. Deze hausse aan kenmerken zijn idealistisch en motiverend, voor zowel de leerling als de docent. Maar daar sluimert ook het gevaar. Het is nu namelijk nog een utopisch ideaalplaatje, een mooi sprookje dat nog geheel in de steigers staat en waar geen onheil in voor lijkt te komen. Er valt momenteel echter nog veel aan te passen en te verbeteren om de huidige randvoorwaarden te optimaliseren, voordat er überhaupt aan de futuristische visies van de verre onderwijstoekomst kan worden gedacht. Denk hierbij aan actuele zaken als de werkdruk, klassengrootte en huisvesting.
Optimistisch blijven Toch moeten we optimistisch blijven en stap voor stap de aanbevelingen zien door te voeren in ons huidige en op de toekomst ingestelde onderwijs, waarin de leerlingen vooral gehoord en serieus genomen willen worden. Voor hen is het immers van groot belang om te weten waaróm ze iets leren en dat ze verbanden en samenhang kunnen zien met de maatschappij. Keuzevrijheid speelt hierin ook een cruciale rol. Het geven van een bepaalde vorm van autonomie biedt de leerlingen het vermogen om zich waardevol en gezien te voelen.
Het doorzettingsvermogen van de leerlingen om op lange termijn doelen te verwezenlijken in de vorm van het behalen van het diploma, zal op deze manier minder zwaar op de proef worden gesteld. De vergelijking met de eerder beschreven ‘marshmallow-test’ is dan ook treffend. We zullen nu geduld en doorzettingsvermogen moeten hebben om uiteindelijk garant te staan voor de beloning waar naar wordt uitgekeken. Namelijk een diploma. Laten we er vanuit gaan dat het nieuwe onderwijscurriculum hierbij een toegevoegde waarde krijgt en dat dit het wachten op de metaforische marshmallow de moeite waard zal maken.
Op woensdag 1 juni verschijnt de onderwijsbundel ‘Leraren hebben meer vakantie dan mensen die werken’ van pascal Cuijpers (Uitgeverij Quirijn).