
Het is een bekend recept. Anonieme bronnen, grote woorden en een karakteranalyse die vooral moet voorkomen dat het nog over inhoud gaat. Volgens De Telegraaf zou Jesse Klaver bezig zijn aan zijn laatste rondje bij GroenLinks-PvdA. Er zou worden gezaagd aan stoelpoten en dat alles zou te maken hebben met een bokkige houding. Het is framing zoals we die kennen. Niet wat iemand zegt is het probleem, maar hoe hij wordt neergezet.
Opvallend is vooral het moment waarop dit verhaal verschijnt. Niet tijdens verkiezingen, niet na een inhoudelijk debat, maar midden in een formatie die piept en kraakt. Precies op het moment dat duidelijk wordt dat een minderheidskabinet zonder links bestuurlijk wankel is. Dan is het ineens handig om de leider van die linkse partij niet te bespreken op zijn analyse, maar op zijn vermeende humeur.
Want dat is wat hier gebeurt. Klaver benoemt een machtsproces waarin GroenLinks-PvdA structureel naar de zijlijn is geduwd. De VVD verloor fors, maar bepaalde wel wie mocht aanschuiven. D66 accepteerde dat. En ondertussen wordt van links wel steun verwacht, maar geen invloed. Dat is geen emotie, dat is een feitelijke beschrijving van wat iedereen kan zien. Toch gaat het debat daar niet over. Het gaat over bokkigheid.
Dat is geen toeval. Linkse kritiek wordt al jaren niet inhoudelijk gewogen, maar psychologisch geduid. Als rechts hard uithaalt, heet het leiderschap. Als links hetzelfde doet, heet het zuur. Frans Timmermans was moralistisch, Lilian Marijnissen te fel, Jesse Klaver nu verbitterd. Het patroon is zo consistent dat het nauwelijks nog wordt opgemerkt.
Wat De Telegraaf doet, past precies in die traditie. Door te suggereren dat het leiderschap wankelt, wordt niet alleen Klaver onder druk gezet, maar ook de partij. Het opent ruimte voor opvolgingsfantasieën, voor het bekende spel van namen, netwerken en veilige kandidaten. Vaak uit dezelfde hoek, vaak uit dezelfde steden. Het is geen complot, het is hoe macht werkt in politiek en media.
Maar onder dit alles ligt een diepere laag. Want waarom nu. Waarom zo nadrukkelijk. Het antwoord is ongemakkelijk eenvoudig. Omdat links, hoe graag men het ook wegzet als lastig of onbetrouwbaar, straks weer nodig kan zijn. Een minderheidskabinet dat elke week moet shoppen voor steun loopt vroeg of laat tegen grenzen aan. Dan zijn rechtsstatelijke keuzes, Europese afspraken, sociale stabiliteit en klimaatbeleid ineens geen luxe meer. En dan blijkt dat je niet om progressieve partijen heen kunt.
Dat is de paradox van rechts. Links moet klein blijven, maar niet verdwijnen. Wel stemmen leveren, maar geen positie. En als dat niet vanzelf gaat, dan helpt het om de leider te framen als probleem. Niet omdat hij ongelijk heeft, maar omdat zijn gelijk politiek onhandig is.
Het echte risico zit niet in Klaver of in zijn positie. Het risico zit in een mediacultuur die inhoud structureel vervangt door karakter. Die machtspolitiek reduceert tot psychologie. Die democratische tegenspraak wegzet als persoonlijk falen. Want wie zo het debat voert, maakt oppositie verdacht en bevestigt het cynisme dat politiek toch alleen nog over spelletjes gaat.
GroenLinks-PvdA hoeft daar niet in mee te gaan. Niet door te klagen over De Telegraaf, maar door het frame te benoemen en steeds terug te keren naar de kern. Wat staat er op het spel. Wie beslist. Wie profiteert. En wie mag alleen tekenen bij het kruisje.
Als rechts en hun vaste mediapartners zo hard hun best doen om links af te schrijven, is dat zelden een teken van kracht. Meestal is het een voorbode. Omdat men voelt dat links straks weleens nodig kan zijn. En daar alvast bang voor is.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.