Burgemeester Jozias van Aartsen van Den Haag sprak van een “hetze” tegen hem. In plaats van voor “hetzes” kunnen media beter plek inruimen voor debat over het onderliggende dilemma: politiek gevoelige demonstraties, toestaan of verbieden? Na de “hetze” veranderde Van Aartsen van aanpak.
Deze Telegraaf-columnisten schreven alle drie verscheidene stukken tegen Van Aartsen. Verder waarschuwde de hoofdredactie de burgemeester afgelopen weekend dat “grote alertheid” hem past. “Anders is het tijd om voorgoed met vakantie te gaan.” Deze vermaning kwam na vijf dagen achtereen chocoladeletters op de voorpagina, met “DEN HAAG RADELOOS” op dinsdag als hoogtepunt. Van Aartsen moest naar huis. En na zijn thuiskomst was het nog niet goed: “Van Aartsen speelt weer verstoppertje.”
Wat Van Aartsen onder andere wordt verweten is dat hij niet ingreep bij een betoging in zijn stad op 24 juli. Sommige betogers zouden zich antisemitisch hebben geuit. Ter verdediging wees de burgemeester op het grondrecht van betoging, dat bij hem hoog in het vaandel staat. Het is aan politie en Openbaar Ministerie om op te treden als tijdens betogingen delicten worden gepleegd. Van Aartsen zag reden voor politie en Openbaar Ministerie om in te grijpen, maar niet om de hele demonstratie te beëindigen.
De Telegraaf vond Van Aartsens aanpak te soft; anderen vonden die juist niet politiek tolerant genoeg. Het uitgangspunt van politieke tolerantie is dat ongewenste uitingen het beste worden bestreden in het publieke debat. Burgers kunnen tegen een stootje en zijn in staat de geest te scherpen in vrije en open discussie. Tegen een betoging kan niet wegens de inhoud worden opgetreden. Ordehandhaving kan alleen in noodsituaties. In de Verenigde Staten is deze visie gangbaar. Straf voorbeeld is de zaak-Skokie.
Skokie is een stadje op een halfuurtje rijden van Chicago. In 1977 wilde nazipartij NSPA een mars houden door Skokie. Het stadsbestuur stelde voorwaarden op die zo’n betoging in de praktijk onmogelijk maakten. De NSPA vocht die eisen aan bij de rechter – en met succes. De inwoners van Skokie, waaronder duizenden Holocaust-overlevenden, hadden de neonazi’s in hun stad maar te dulden. Vooraf noch achteraf kon tegen de betoging worden opgetreden. De mars vond uiteindelijk plaats in Chicago.
Terug in Den Haag na de “hetze” koos Van Aartsen een radicaal andere aanpak: hij gelastte een demonstratieverbod. Zo’n verbod past in een benadering waarbij ordehandhaving zwaar weegt; in de praktijk een minder politiek tolerante aanpak. In de jaren ’80 en ’90 hebben burgemeesters regelmatig demonstraties verboden met een beroep op de openbare orde. Door zulke demonstratieverboden konden sommige partijen, zoals de Nederlandse Volksunie, zelden demonstreren. Ondenkbaar in de VS.
Sommige van die demonstratieverboden hielden stand bij de rechter; andere niet. Die verboden betekenen al een inbreuk op het recht tot betoging, maar Van Aartsens verbod gaat nog verder. Van Aartsens verbod geldt namelijk twee maanden lang voor alle betogingen in alle woonwijken in plaats van voor één bepaalde demonstratie. De Nederlandse Volksunie gaat nu de rechter vragen of deze inbreuk op het betogingsrecht wel proportioneel is. Zo ja, dan is Van Aartsens ommezwaai niet voor niets geweest.
Verdere “hetze” hoeft dan niet. Is er in De Telegraaf eindelijk ruimte voor open debat over dit dilemma.
Dank aan Meindert Fennema, Marcel Maussen, Aernout Nieuwenhuis en Philip van Praag voor hun nuttige commentaar op een eerdere versie van deze tekst.