U heeft het lef mensen die soms hun leven hebben gewaagd om in dit land veilig te zijn, te vertellen dat ze ‘normaal moeten doen en anders maar weg gaan’, bijvoorbeeld omdat ze racisme in Nederland aankaarten.
Beste meneer Rutte,
Ik stel mij voor hoe het gegaan is…
Uw campagneteam was aan het brainstormen over een mooie manier om de aandacht te trekken in de voorfase van de verkiezingscampagne. Om u te positioneren als de premier van de Gewone Nederlander. Bier en pizza aan het einde van de middag – want dat is hoe zo’n brainstorm vaak gaat – en iedereen gooit ideeën op tafel. ‘We laten Mark een brief schrijven! Aan alle Nederlanders, over de staat van ons land, een brief die iedereen aanspreekt over problemen van alledag’, moet iemand geroepen hebben. Ja, dat was het! U – de premier van dit waanzinnig gave land – zou zich van uw beste kant laten zien, een ware leider tonen, u zou het volk een brief schrijven. Dat ging u natuurlijk helemaal niet zelf doen, daar heeft u immers een groepje speechschrijvers voor, maar goed, het gaat om het idee.
Uw speechschrijvers kregen de opdracht een mooie brief te schrijven. Over de staat van dit waanzinnig gave land, met voorbeelden van alledag, voorbeelden uit het leven van De Normale Nederlander. Over vrouwen in korte rokjes. Over conducteurs die bespuugd worden. Over mensen die voorrang nemen en afval op straat dumpen. Maar bovenal moest erin staan dat iedereen normaal moest doen. En dan in het bijzonder– ik citeer – ‘mensen die onze vrijheid misbruiken om hier de boel te verstieren, terwijl ze juist naar ons land zijn gekomen voor die vrijheid’.
Meneer Rutte, ik probeer mij voor te stellen hoe het gegaan is. Misschien las u de brief en dacht u oprecht dat we deze stevige woorden van onze premier nodig hadden in tijden van een steeds verder polariserende samenleving. In plaats van dat u de angel echter uit deze gepolariseerde samenleving haalt, kiest u kant in het huidige discours, waarin het wij-zij gevoel een centrale rol speelt. En dat niet alleen. U – de nota bene liberale premier van dit waanzinnig gave land – vond het nodig anderen de vrijheid te ontnemen iets van dit waanzinnig gave land te vinden als het even wat minder waanzinnig gaaf is. U vraagt de Nederlanders in uw brief, ‘wat voor land willen we zijn?’, maar wil duidelijk niets weten van het antwoord van Nieuwe Nederlanders. U heeft het lef mensen die soms hun leven hebben gewaagd om in dit land veilig te zijn, te vertellen dat ze ‘normaal moeten doen en anders maar weg gaan’, bijvoorbeeld omdat ze racisme in Nederland aankaarten.
U was vast trots op uzelf en uw speechschrijvers, meneer Rutte, toen jullie ze even geduid hadden, ‘De Normale Nederlanders’. Misschien ben ik in uw ogen – als dochter van twee Eritrese ouders – geen ‘Normale Nederlander’. Misschien vindt u dat mijn ouders, die inmiddels langer in Nederland wonen dan ze ooit in Eritrea gewoond hebben, maar weg moeten gaan als ze iets te klagen hebben over dit waanzinnig gave land, dat hen zoveel kansen bood maar tegelijkertijd niet altijd even waanzinnig gaaf voor hen was.
In uw hele pleidooi vergeet u echter één van Nederlands meest belangrijke waarden: gelijkwaardigheid. Het recht op vrijheid van meningsuiting is niet te meten aan het aantal jaren dat je in Nederland woont, evenals het recht om je te verenigingen, te demonstreren en je geloof te belijden. In combinatie met normen als solidariteit en vrijheid is dit kleine landje aan de Noordzee, waaraan ik en vele andere allochtone én autochtone Nederlanders met mij zo verknocht zijn, al jaren één van de fijnste landen ter wereld om in te wonen. Mét haar Amsterdammers, Marokkanen, Rotterdammers, Turken, Groningers, Surinamers, Friezen, combinaties van dit alles, en al die andere Nederlanders uit alle hoeken van de wereld die in dit waanzinnig gave land allemaal dezelfde rechten hebben. Ik zou – net zoals u in uw brief schrijft – nergens anders willen wonen.