
Het is diep in de nacht. In het verder geheel verlaten ministerie van Financiën zit een man in de gang op een bank. Of liever gezegd hij hangt er op. Hij probeert te slapen. Hij kan niet weg. Hij moet wachten. Ergens achter een deur vergaderen een paar mensen, politici, over wat hij moet gaan doen. Hij mag er niet bij zijn.
Hij, hij is de minister-president van Nederland.
Met deze ontluisterende scène, in andere woorden beschreven, die zo lijkt weggeplukt uit een spannende maar ongeloofwaardige Amerikaanse tv-serie, opent het boek Dick Schoof. Op basis van de titel zou je denken ‘wie gaat dat nou lezen’ want Schoof is niet voor niets de onbekendste Bekende Nederlander. Niemand is in hem geïnteresseerd. Ik twijfelde ook. Maar nu zeg ik: iedereen moet dit lezen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken zou het aan alle burgers moeten sturen: ‘kijk eens wat ze gedaan hebben met onze democratie’. De kranten staan vol met verhalen over de sloop van het Witte Huis ten bate van een grote balzaal voor Trump. Maar hier is in ongemerkt het hele Catshuis, de ambtswoning van de premier, figuurlijk gesloopt. Schoof houdt er alleen nog intieme familie- en vriendenfeestjes, met de enige Nederlanders die nog wel naar de minister-president willen luisteren. We hebben er niet eens een balzaal voor teruggekregen.
Ik herinner me een alarmerend artikel uit begin van deze eeuw, nadat Pim Fortuyn voor het eerst populisten aan de macht had gebracht. Toen werd de CDA'er JP Balkenende premier, een onervaren studeerkamergeleerde die alleen geschitterd had in kringen van het christelijk studentencabaret. In het artikel constateerden deskundigen verontrust dat Balkenende met zijn geblunder en algehele onhandigheid het ambt van de minister-president beschadigde. Dat was ook zo. Zelf heb ik Rutte lang kunnen gedogen omdat ik alles liever had dan Balkenende. Ik kon niet bevroeden want ons daarna te wachten stond. Het is erger dan Balkenende en zonder cabaret.
NRC-journalisten Lamyae Aharouay en Petra de Koning, beiden doorgewinterd in de Haagse politiek, volgden Schoof maandenlang en spraken met tientallen mensen uit zijn omgeving. Het resultaat is een verhelderend portret van deze ongrijpbare kerel, die overigens ook in dit boek ongrijpbaar blijft maar als lezer realiseer je je dat het zo is omdat er helemaal niets te grijpen valt. Schoof is de fata morgana van een minister-president.
We zitten met hem opgescheept omdat een fors deel van de kiezers door de mediamiljardair John de Mol het idee kreeg aangereikt dat de PVV de verkiezingen moest winnen. Dat Nederland daar beter van zou worden. Wilders bleek daar, zoals vaker, totaal niet op voorbereid. Anders dan andere politici omgeeft hij zich niet met ‘knappe koppen’. Hij wil alles alleen doen en vertrouwt niemand. Hij had geen verkenner, geen informateur en geen kandidaat premier, terwijl al jaren duidelijk was dat geen partij ooit in een regering wil met hemzelf aan het hoofd. Hij schoof wat mensen naar voren maar die bleken, zoals veel PVV’ers, betrokken bij duistere zaakjes. Hij had niemand en niemand wilde. Totdat Dilan Yesilgöz met Dick Schoof op de proppen kwam, de topambtenaar van het ministerie van Justitie waar ze zelf leiding aan gaf.
Schoof twijfelde maar zijn ijdelheid trok hem richting het ravijn. Kijk eens wat een uitzicht, ga wat dichterbij staan. Een oud-minister waarschuwde hem en appte: ‘Ik hoop dat je deze gifbeker aan je voorbij laat gaan’. Uiteindelijk gaf Rutte hem het laatste zetje. Het is een geweldige baan, je hoeft amper iets te doen en eigenlijk ook niks te kunnen, verzekerde hij hem terwijl hij zelf in de opening van de deur stond om op tijd bij de NAVO te zijn. Het is heel simpel, lachte Rutte met zijn eeuwige lach. De ambtenaren regelen alles wat je nodig hebt en de ministers doen het werk. Ok, dacht Schoof, ik ga het doen.
Schoof was toen al lang topambtenaar, hij leidde ministeries en stond aan het hoofd van de spionagedienst AIVD. Dat laatste vond hij minder leuk omdat je daar de hele dag opgesloten zit in een bunker en je telefoon moet inleveren. Schoof is graag onder de mensen, al is niet altijd even duidelijk wat hij daar te zoeken heeft. Hij is zeer geïnteresseerd in vrouwen maar opvallend genoeg geen rokkenjager, hij is liever een soort aasdier waar de hongerigen zelf op af moeten komen. Hij lokt met mooie kleding en een verzorgd, zeer sportief uiterlijk waar hij voortdurend aan werkt. Bij een bezoek aan New York, waar hij namens Nederland de Verenigde Naties moet toespreken, gaat hij ‘s ochtends om 6 uur hardlopen in Central Park. De auteurs van het boek rennen letterlijk achter hem aan.
Een topambtenaar, dat klinkt heel interessant maar het is totaal iets anders dan de baas zijn. Een topambtenaar zit aan bij de vergaderingen van bijvoorbeeld ministers maar mag nooit iets zeggen, tenzij hem of haar dat uitdrukkelijk gevraagd wordt. Dat vereist een speciaal karakter. Je moet jezelf onzichtbaar kunnen maken op het podium. Je bent als het ware een roadie van de macht.
Is het een goed idee een roadie te laten optreden omdat die immers jarenlang van dichtbij heeft kunnen zien hoe sterartiesten dat doen? Je weet het antwoord wel. In Den Haag wisten ze dat niet en stuurden Schoof het podium op. Tevoren had hij nog even snel wat zang- en dansles gehad. Het resultaat is bekend. Het ging al bij de eerste persconferentie mis en het is nooit meer goed gekomen. Het boek schetst de teloorgang zonder enig leedvermaak, als lezer schudt je hoofd als vanzelf heen en weer. Hoe hij op belangrijke bijeenkomsten in zijn eentje blijft en niemand met hem praat, als een muurbloem op een feestje. Hoe hij bang is om te bellen met ministers en politici en alleen maar wil appen, al wijzen zijn ambtenaren hem erop dat dat laatste politiek levensgevaarlijk is. Voeg daarbij dat Wilders hem vanaf dag één begon te kleineren, alsof hij zijn bedrijfspoedel was.
In dat laatste schuilt de vernietiging en leidde er toe dat de premier werd gereduceerd tot hooguit een louter ceremoniële functie. Dit kabinet was op alle fronten een puinzooi, een club van ruziezoekers. Het gepruts heeft zoveel schade aangericht dat niemand het er over heeft hoeveel averij het ambt van minister-president zelf heeft opgelopen. Misschien wel net zoveel als het aanzien van het presidentschap in de VS door Trump.
Het premierschap is niet zomaar een baantje, zoals Rutte ons graag voorhield, het is een instituut. Een instituut waar alle Nederlanders als het er op aan komt op moeten kunnen rekenen. Ook al behoren ze politiek tot een totaal ander kamp. Zoals je ook rekent op een buschauffeur als je instapt.
Wie het boek Dick Schoof leest komt meer te weten over de onbekende man. Het staat vol met smakelijke anecdotes en scherpe observaties. Maar je ziet vooral dat Nederland een touringcar is waar dit kabinet de chauffeursstoel uit gesloopt heeft. Goede reis mensen!
Dick Schoof, door Lamyae Aharouay en Petra de Koning, 128 pp, uitgeverij Brooklyn
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.