
In een glazen ruimte in het centrum van Den Bosch sloten enkele radiopresentatoren zich op. Ze draaiden plaatjes en spoorden het luisterende publiek aan geld te doneren voor een goed doel: Spieren voor Spieren. Serious Request haalde meer dan vijftien miljoen euro op, bedoeld om kinderen met een spierziekte te ondersteunen en om onderzoek te financieren dat deze ziekten kan genezen of voorkomen. Mooi toch?
Dat er zulke enorme bedragen werden opgehaald, was mede te danken aan Louis van Gaal, die op televisie een dringende oproep deed om te doneren. Van Gaal is niet alleen voetbaltrainer, maar ook een verwoed golfer. Via dat netwerk kwam er een zeer grote gift uit golfland. De duurste golfclub van Nederland, eigendom van miljardair Robert van der Wallen, doneerde maar liefst een half miljoen euro. Dat tikte meteen lekker aan.
Op televisie verschijnen regelmatig gelikte en kostbare commercials van Goede Doelen, vooral rond de feestdagen. Zonder uitzondering wordt gevraagd om donaties, met als doel het leed van zieke en arme mensen te verzachten. Wat echter opvalt, is dat vrijwel niemand zich afvraagt waar al dat leed eigenlijk vandaan komt. De vraag naar de oorzaken blijft meestal achterwege.
Waarom zijn er in het rijke Nederland zoveel armen? Hoe komt het dat arme mensen ongezonder zijn en eerder sterven? Hoe komt het dat er wereldwijd zoveel oorlog wordt gevoerd? Waarom voelen steeds meer mensen zich onveilig in de samenleving? Wat verklaart het toenemende aantal bedreigingen aan het adres van politici die opkomen voor de opvang van vluchtelingen? En hoe komt het dat bomaanslagen en geweld zo alomtegenwoordig zijn geworden?
Bij mij is de overtuiging gegroeid dat deze verschijnselen niet op zichzelf staan, maar onlosmakelijk verbonden zijn met de manier waarop onze samenleving economisch en politiek is georganiseerd. We leven wereldwijd in een kapitalistisch, neoliberaal systeem waarin de kloof tussen rijk en arm steeds groter wordt. Deze groeiende ongelijkheid heeft onvermijdelijke gevolgen voor de wijze waarop mensen samenleven: steeds vaker in gescheiden werelden, met steeds minder onderlinge solidariteit.
Binnen het neoliberale denken wordt gestreefd naar minimale overheidsuitgaven voor collectieve voorzieningen zoals gezondheidszorg, onderwijs en openbaar vervoer. Deze taken worden bij voorkeur overgelaten aan de markt en aan particuliere partijen. Het gevolg is dat juist op het terrein van zorg en welzijn structureel tekort wordt geschoten. In die leegte ontstaat ruimte voor wat inmiddels een ‘Goede Doelen Markt’ genoemd kan worden.
Goede doelen zijn in deze context niet louter idealistische initiatieven, maar functioneren als onderdeel van het bredere neoliberale systeem. Zij proberen de gevolgen van armoede, oorlog en ongelijkheid te verzachten, maar laten de structurele oorzaken ongemoeid. Daarmee bevestigen zij eerder het systeem dan dat zij het ter discussie stellen. Het zijn symptoombestrijders, geen systeemveranderaars. Ook de bestrijding van ziekten zou primair een taak van de publieke gezondheidszorg moeten zijn.
In de praktijk opereren veel Goede Doelen inmiddels als professionele organisaties met een uitgesproken bedrijfsmatig karakter. Ze concurreren om donateurs en subsidies, zetten marketeers in om hun ‘merk’ te versterken en streven naar maximale fondsenwerving. Deze ontwikkeling, vaak eufemistisch aangeduid als ‘professionalisering’, heeft geleid tot hoge salarissen voor bestuurders, die in veel gevallen ruim boven de honderdduizend euro per jaar uitkomen. Dat roept de vraag op met wie deze organisaties werkelijk solidair zijn: met de armen, of met de elite?
Liefdadigheid is steeds nauwer verbonden geraakt met kapitaalconcentratie. Economische ongelijkheid creëert de omstandigheden waarin steeds meer Goede Doelen ontstaan. Hoe groter de ongelijkheid, hoe omvangrijker het liefdadigheidslandschap. Grote bedrijven en superrijke individuen, zoals de eerder genoemde miljardair Robert van der Wallen, bepalen via hun giften welke ‘problemen’ aandacht krijgen en welke niet. Zo worden maatschappelijke prioriteiten gestuurd door private belangen in plaats van door publieke waarden.
Het neoliberale systeem produceert de ongelijkheid die Goede Doelen vervolgens proberen te verzachten, zonder dat het systeem zelf ter discussie wordt gesteld. Sterker nog: veel Goede Doelen zijn financieel afhankelijk van precies die bedrijven en vermogende particulieren die van dit systeem profiteren. Zo blijft de status quo intact.
Doordat neoliberale beleidsmakers publieke verantwoordelijkheid minimaliseren, worden taken op het gebied van zorg en welzijn steeds vaker doorgeschoven naar particuliere initiatieven. De verantwoordelijkheid verschuift van overheid naar markt en burger. De liefdadigheidssector neemt die taken over, maar raakt tegelijkertijd steeds afhankelijker van private giften en marktdynamiek.
De realiteit is dat de Goede Doelen Markt vooral symptomen bestrijdt, zonder de structurele oorzaken van ongelijkheid en onrecht aan te pakken. Sterker nog: de sector heeft er belang bij dat het bestaande neoliberale systeem intact blijft. Door binnen dat systeem te opereren, dragen Goede Doelen bij aan de bevestiging ervan. In plaats van sociale verandering te stimuleren, fungeren zij vaak als een rem daarop.
Het Goede Doel dat de structurele ophoping van rijkdom actief bestrijdt, moet nog worden opgericht. Zolang dat niet gebeurt, en zolang de liefdadigheidsindustrie geen radicale vragen stelt over het systeem waarin zij opereert, zal armoede waarschijnlijk blijven bestaan, hoe goed de bedoelingen ook zijn…
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.