De markt meester van Europa of Europa als marktmeester?
• 18-10-2012
• leestijd 4 minuten
Markten moeten niet gekalmeerd, maar gecontroleerd worden
Het fundamentele verschil tussen de Europese landen en de Verenigde Staten was altijd de sterk verschillende verhouding tussen markt en mens. In Europa was tot eind jaren ’80 niet de markt meester maar was de overheid marktmeester.
Na het Europese neoliberale beleid van de afgelopen twintig jaar staan de regeringsleiders nu voor de keuze: gaan ze bij het bestrijden van de crisis door met dit neoliberale beleid en laten ze de markt regeren of gaan ze werken aan een Europa van en voor alle burgers met de overheid als marktmeester?
Het lijkt vooralsnog op het eerste: Europa dient daarmee de belangen van een kleine groep winnaars, te weten de CEO’s van grote bedrijven, speculanten en grootaandeelhouders. Om de markten tevreden te stellen, gaan de regeringsleiders in dat geval door met sociaal afbraakbeleid, met afbraak van publieke voorzieningen en het overeind houden van banken met belastinggeld.
Er is echter een alternatief. Markten moeten niet gekalmeerd, maar gecontroleerd worden, de regie moet niet bij de speculanten maar bij de landen liggen. Daarom moet de Europese Centrale Bank tijdelijk staatsobligaties van eurolanden opkopen zonder onmogelijke voorwaarden vooraf, en dus zonder de U-bocht via de noodfondsen te maken. Voor de Zuid-Europese lidstaten geeft dit even lucht, omdat de rente binnen de perken gehouden wordt en speculanten hebben het nakijken.
Tegelijkertijd moet aan de Noord-Europese lidstaten ruimte worden geboden voor investeringen om de economie aan te jagen. Daarnaast moeten de regeringsleiders eindelijk inzien dat de schuldenlast van een aantal zwakke eurolanden onhoudbaar is en bezuinigingen tot een spiraal van krimp leiden. Zo spoedig mogelijk moet er dan ook een grote schuldenconferentie worden georganiseerd, waarbij de schulden van de probleemlanden ingrijpend gesaneerd worden. Daarbij zullen de speculanten een groot deel van de rekening gepresenteerd krijgen via een extra afschrijving van de private schulden.
De regeringsleiders moeten in meer dan naam kiezen voor een agenda van economische groei, ook waar het betreft het beleid jegens zwakke eurolanden. Dat betekent allereerst een aantal dingen niet doen. Het voor een habbekrats verkopen van staatsbedrijven in die landen moet stoppen. Zelfs wanneer men zou geloven dat privatisering van staatsbedrijven voor een deel een oplossing zou zijn, is dit niet het juiste moment daarvoor: de prijzen die nu worden betaald, zijn veel te laag.
In Griekenland worden nu bijvoorbeeld staatsbedrijven verkocht voor een bedrag dat vele malen lager is dan de waarde van de inboedel en het onroerend goed. Ook kan een bedrijf in handen komen van de concurrent waarmee, zoals bij de nationale luchtvaartmaatschappij gebeurde, vliegtuigen aan de grond blijven, zodat de kosten voor tickets van de ‘concurrent’ ongestraft kunnen stijgen.
Het verlagen van de lonen waar de regeringsleiders tot nu toe op inzetten, leidt niet tot meer werkgelegenheid of economische groei, het leidt wel tot een massale uittocht van jongeren. Één miljoen Spanjaarden hebben de afgelopen twee jaar hun land verlaten en ook jonge Grieken, Portugezen en Ieren trekken in grote getalen weg. De talenten waar deze samenlevingen jarenlang in hebben geïnvesteerd, gaan in andere EU-landen, of in nog verdere oorden, op zoek naar werk, vaak onder hun niveau. Dit betekent vernietiging van kennis en vernietiging van hoop voor de opgroeiende generaties.
Het is geen prettig vooruitzicht voor twintigers in Griekenland om te moeten kiezen tussen thuis wonen bij de ouders zonder perspectief op goed werk of emigreren. Er moet gekozen worden voor een echte investeringsagenda voor deze landen. Waarbij het midden- en kleinbedrijf en essentiële overheidssectoren als zorg en onderwijs ondersteund moeten worden en innovatie wordt bevorderd. Een en ander moet gepaard gaan met duidelijke afspraken over goed bestuur, want vriendjespolitiek en corruptie remmen vooruitgang.
Als laatste moeten de noordelijke landen hun verantwoordelijkheid nemen om de economische balans in Europa te herstellen. Niet alleen moet er dan ruimte zijn voor investeringen, ook het consumentenvertrouwen moet worden hersteld. Te lang is er door loondumping en onder het mom van moordende concurrentie een aanval op lonen en sociale rechten ingezet. Hierdoor is in sommige sectoren, zoals in de bouw het reële loon de afgelopen jaren zelfs flink gedaald. Europa moet deze loonconcurrentie stoppen. De gewonnen rechtszaak door de FNV onlangs waarbij (Oost-Europese)werknemers in de bouw van energiecentrales in de Eemshaven volgens de rechter niet alleen recht hebben op gelijk loon voor gelijk werk, maar ook hun sociale rechten gerespecteerd worden, moet een Europees vervolg krijgen. Een sociale agenda waarbij afspraken worden gemaakt over de garantie voor sociale rechten in alle lidstaten moet topprioriteit worden.
De regeringsleiders kunnen kiezen: een Europa waar de markt meester is en de meeste burgers worden geknecht, of een Europa waar de overheid weer optreedt als marktmeester en de rechten van gewone mensen helpt beschermen. Wij kiezen uitdrukkelijk voor het laatste: een Europa van en voor iedereen.
Co-auteur: Niels Jongerius, SP-mediacoördinator eurofractie
bbd