Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

De koningin en het verloren kunstgebit, ontmoetingen met het Koninklijk Huis

  •  
27-04-2021
  •  
leestijd 3 minuten
  •  
131 keer bekeken
  •  
2827163133_fbef638311_o

© Foto Ben van Meerendonk / AHF, collectie IISG, Amsterdam

Op een avond stond ik op straat in de rij bij Carnegie Hall en, geloof het of niet, voor mij stonden Juliana en Bernhard
Persoonlijke herinneringen aan het Koninklijk Huis.
Mijn herinneringen aan onze oranje monarchie begonnen in Amersfoort. Daar werd ik geboren en groeide ik op. Bij ons in de Borgesiuslaan gaf oom Ab thuis tekenles aan prinses Beatrix. Ons buurmeisje Nine kreeg verkering met woonwagenbewoner Hidde en zij raakte later bevriend met prinses Irene, die het jarenlang voor die groep in de samenleving opnam.
De Oranjes kerkten regelmatig in de Bergkerk waar mijn moeder een van de eerste vrouwelijke ouderlingen was. Daardoor wisten we voortijdig wanneer de Koninklijke familie op kerkbezoek kwam. Ik zal nooit vergeten dat prins Bernhard een keer tijdens de kerstnachtdienst bij de schaalcollecte aan de uitgang een toren van 1 gulden munten pontificaal op de tinnen schaal neerzette, omdat veel kerkgangers natuurlijk nieuwsgierig waren naar de offervaardigheid van onze koningin en prins.
Mijn broer Dick zat met prinses Christina op het Amersfoorts Lyceum in de klas. Op een feestavond van school droeg zij een jurk van een stof, waarvan wij thuis keukengordijntjes hadden.
Op een keer mochten we met onze padvindersdrumband optreden tijdens in défilé op Koninginnedag in de tuin van paleis Soestdijk. Onze instructeur was meneer Vellema, die tijdens zijn dienstplicht marsmuziekervaring had opgedaan bij het trompetterskorps van de Huzaren van Boreel. Het lukte hem op het nippertje om met ons de stokkenmars ‘Het Prinsje’ in te studeren: ‘Tededamdamtedededamdamdam tikboem’. Tegen zijn zin in moest hij voor het grote optreden een padvindersuniform aantrekken. Met zo’n grote vilten hoed en een korte bruine manchester broek. Toen hij de hoed bij de scoutshop kocht was er alleen nog een exemplaar beschikbaar dat vele maten te groot was. Zijn vrouw had de hoed vervolgens in een afwassopje gewassen waardoor de rand, die juist met stijfsel stevig moest worden gemaakt, de gedaante had aangenomen van een slap soort wielerbaan. Ik zal nooit vergeten hoe ik Vellema op de bewuste Koninginnedag in de ochtendschemer bij het clublokaal tegen het lijf liep. Ik zag alleen de te grote slapppe hoed, de korte broek en een paar verkeerde zwarte schoenen. Zijn gezicht en zelfvertrouwen waren verdwenen.
Het optreden voor de jarige Juul ging helemaal mis. Nadat het ‘halt en sta stil’ goed was gegaan, blies onze schele tambour-maître Cor op zijn fluitje en maakten we front. Daarop deed Vellema een stap voorwaarts, waarbij zijn kunstgebit op de onderste trap van het bordes viel. Toen sprak hij de historische woorden: “Majesteit, we gaan nu het Prinsje klein slaan.” Daarbij doelend op de stokkenmars. Maar de marechaussee vatte die zin op als een regelrechte aanval op ZKH de Prins. Twee agenten sprongen naar voren om Vellema, met hoed maar nog zonder gebit, kordaat af te voeren. Schele Cor kon weinig anders doen dan een afscheidssaluut aan de jarige koningin brengen en onze drumband geluidloos de tuin uit leiden. Op het défilé was door ons een smet geworpen, die we ons nog lang zullen heugen.
Niet lang nadat Claus van Amsberg in 1965 in Nederland was gesignaleerd verscheen op de muur van de Bergkerk de tekst ‘Claus Raus’. Door wie die tekst was aangebracht en hoe die tekst in de plaatselijke courant verscheen, waar ik toen als jonge verslaggever aan verbonden was, zal in het kader van de bronbescherming altijd een raadsel blijven.
Met prins Bernhard kwam ik in aanraking toen ik als buitenlands correspondent in New York onderzoek deed naar wat de KLM-Affaires ging heten en veel publiciteit genereerde. Het was de tijd van de Lockheed-onthullingen. Ik schreef hem een brief om zijn rol in die kwestie te verifiëren, maar Bernhard wist zich van de prins geen kwaad. Op een avond stond ik op straat in de rij bij Carnegie Hall en, geloof het of niet, voor mij stonden Juliana en Bernhard. Incognito. Ik kan me heel goed voorstellen dat je als koningspaar dolgraag een enkele keer ergens in de rij wilt staan. Dat de rode loper eens niet voor je wordt uitgerold. Juliana keerde zich om, keek mij recht in het gezicht en vroeg toen iets als: “Is dat niet meneer Haasbroek?” De prins groette mij beleefd. En waarom weet ik niet, maar ik zei: “Goedenavond. Omdat ik erg aan mijn privacy hecht, wil ik op dit moment even niet gestoord worden.” Enigszins verschrikt draaide het paar zich weer om.
Dat ik nu Republikein ben, zal u niet verbazen.
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.