Pepijn van Houwelingen beweert in een opiniestuk in de Volkskrant dat Bush, Cheney, Wolfowitz en Rumsfeld van Irak een democratische heilstaat wilden maken. Pardon? Bewijs? Hij voert slechts de autobiografie van Bush en Rumsfeld als bewijs aan. Hoezo is je autobiografie het bewijs van je onschuld?
Ten eerste gaat het erom hoe wij een misdaad bekijken. Stel je voor dat we op 6 mei 2002 door het Mediapark in Hilversum lopen en Volkert van der Graaf Pim Fortuyn zien doodschieten. Veronderstellen we dan dat Van der Graaf goede bedoelingen heeft? Nee. Ook niet als hij dat in zijn autobiografie schrijft. Zodra we iemand een misdaad zien plegen, veronderstellen we dat hij slechte bedoelingen heeft, arresteren we hem en slepen hem voor de rechter. De rechter verklaart hem zeker schuldig als hij de daad evident heeft gepleegd en niet bewijst dat hij een goede reden heeft.
Ten tweede; in volkenrecht werkt het anders. Oorlog is bij voorbaat verboden en de aanvallende staat moet bewijzen dat men voldoende reden had om een oorlog te beginnen.
Christopher Weeramantry, ex-rechter van het Internationaal Gerechtshof, schreef al in 2003 een boek tegen de Irakoorlog, aan het begin van de aanval. Hij heeft niet alleen de huidige ellende voorspeld, maar ook een keurig juridisch argument gebracht dat de oorlog illegaal was. En het belangrijkste, hij stelt dat de aanvaller moet bewijzen dat zijn aanval legaal is: “the burden of proof that force has been authorized lies heavily on the party or parties seeking to use force and that such proof needs to be absolutely clear and unambiguous.”
In 1945 beoogden de oprichters van de Verenigde Naties een stelsel van collectieve veiligheid in het leven te roepen. Hoekstenen zijn de plicht tot vreedzame geschillenbeslechting en het geweldverbod in de internationale betrekkingen. Het verbod tot het voeren van een agressieve oorlog wordt vrij algemeen gezien als een dwingende norm van algemeen volkenrecht.
Het Handvest van de Verenigde Naties kent twee uitzonderingen op het geweldverbod. Zo heeft onder artikel 51 een staat die het slachtoffer is van een gewapende aanval – het ‘inherente recht’ tot zelfverdediging – op eigen kracht of in collectief verband. Wel moet de aangevallen staat de gewapende aanval onmiddellijk aan de Veiligheidsraad melden en zijn zelfverdedigingsactie eventueel staken zodra de Veiligheidsraad zelf collectieve maatregelen neemt tot herstel van de vrede en veiligheid. Dit recht tot gewapende zelfverdediging strekt zich onder bepaalde strikte voorwaarden uit tot anticipatoire (ook wel genoemd preëmptieve) zelfverdediging, wanneer een staat het doelwit is van een op handen zijnde gewapende aanval. Het moet dan ten minste wel evident zijn dat een gewapende aanval ieder moment kan plaatshebben en dat een gewapende, preëmptieve zelfverdedigingsactie ‘noodzakelijk en proportioneel is.
… De tweede uitzondering op het geweldverbod is een besluit van de Veiligheidsraad, handelend onder het dwanghoofdstuk VII van het Handvest, dat militaire actie geboden is om de internationale vrede en veiligheid te handhaven of te herstellen.
Oorlog is bovendien een internationaal misdrijf. Al tijdens de Processen van Neurenberg riep Robert Jackson, de Amerikaanse aanklager, dat:
To initiate a war of aggression, therefore, is not only an international crime; it is the supreme international crime differing only from other war crimes in that it contains within itself the accumulated evil of the whole.
Dus het verbod op oorlog is een van de tien volkenrechtelijke geboden en de oorlogstarter begaat een misdaad. Daarom heeft de goedprater een zware bewijslast om aan te tonen dat deze oorlog legaal is. Ten minste moet hij bewijzen dat er extreem goede redenen voor die oorlog zijn. De autobiografie van Bush en Rumsfeld is niet beter dan die van Van der Graaf. Pepijn’s verdere retoriek is onvoldoende: zoals namedropping, gefantaseerde historische parallellen, veronderstellen dat ‘wij’ goed zijn en de officiële vijand slecht. Duimzuigen is geen argument.